Het was in de tijd van hertogin Maria van Bourgondië,
dat op de hoek van de Kelkstraat in Brugge, recht tegenover het statige herenhuis
“De zeven torentjes”, een Italiaanse pasteibakker woonde, Antonio Arnache
geheten. Hij was tot ver buiten Brugge bekend voor de beste vleespasteitjes van
de stad. Van heinde en ver kwam iedereen
– althans diegenen die het zich konden veroorloven, want hij was niet goedkoop -
bij hem pasteitjes kopen. Ze waren een
geliefkoosd hapje op de feestjes van de rijke dames en kasteelheren.
Niemand kende het geheim achter het recept van deze
lekkernijen en Arnache was ook niet meteen bereid dit aan de openbaarheid prijs
te geven. Hoe zou je zelf zijn…?
De vleespasteitjes van Antonio Arnache
Het gerucht van de lekkere vleespasteitjes was ook de
hertogin ter ore gekomen en ze behoorde ook tot zijn regelmatige klanten. Haar
kok was niet weinig jaloers toen ze beweerde dat signore Arnache veel betere
pasteitjes kon maken dan hij. Daarom trok hij op een dag zijn stoute schoenen
aan en ging, zogezegd in opdracht van de hertogin, bij Arnache om het recept
vragen.
Omdat je een hertogin natuurlijk niets kan weigeren
fluisterde hij, zeer tegen zijn zin, enkele onduidelijke ingrediënten in het
oor van de kok. Veel wijzer werd deze er niet van. Hoe hij ook probeerde, hij
slaagde er maar niet in om de smaak van de vleespasteitjes van Arnache te
evenaren. Hij had er zelfs slapeloze nachten van...
Op een dag kwam de bekende Italiaanse valkenier
Orlandini op uitnodiging van Maria van Bourgondië naar Brugge. De hertogin was
dol op valkenjacht en ze had gehoord van Orlandini die een meester was in het
africhten van valken en sperwers. Ze bestelde een aantal jachtvalken en maakte
met hem een afspraak om vanuit het kasteel van Male te gaan jagen. Maar
Orlandini daagde die ochtend niet op. Hoe kon die vermaledijde Italiaan het in
zijn hoofd halen om de hertogin urenlang te laten wachten. Ze werd er
bloednerveus van.
Nog diezelfde dag zond ze haar dienstknechten uit om
signore Angelo Orlandini te zoeken. Overal in de stad werd naar hem gezocht.
Nergens was er een spoor van hem te bespeuren. Ook in zijn verblijfplaats was
hij niet. Zelfs zijn dienaars en gezellen waren in de overtuiging dat hij vroeg
in de ochtend naar het kasteel van Male vertrokken was.
Een kreupele bedelaar, die dagelijks aan de poort van
de Sint-Donaaskerk zat, wist te vertellen dat een Italiaanse heer een geldstuk
in zijn bedelnap had gegooid, dan in de richting van het huis De Zeven
Torentjes was gestapt en binnengegaan was bij de pasteibakkerij van Arnache.
Dat was het enige spoor dat men had.
Daarom beval de schout van Brugge, tot ontsteltenis van
de pasteibakker, een huiszoeking. Ze
doorzochten alle hoeken en kanten van zijn huis maar van Orlandini was geen
spoor te bekennen. Ze waren al bijna
allemaal weer weg toen de laatste wapenknecht lichtspleten zag in de plankenvloer en de
schout beval om het luik open te maken. Arnache smeekte dit niet te doen omdat
hij daar zijn geheim bewaarde en zijn pasteitjes maakte.
De schout wou echter van geen lievemoederen weten en
liet het luik openbreken. Toen een dienaar in de kelder afdaalde hoorde men een
kreet van afschuw! Op een lang, houten werkblad lag het bebloede, versneden
lijk van een man. Aan het hoofd was Orlandini te herkennen.
Wanneer de kelders en de tuin van het huis verder
werden onderzocht ontdekte men verschillende lijken, de meesten vrouwen. Er was ook een valluik voor de toog waar de nietsvermoedende
slachtoffers van Arnache door vielen. Hij gebruikte namelijk al jaren mensenvlees
om de speciale smaak van zijn pasteitjes te verkrijgen.
Hij werd samen met zijn vrouw gearresteerd en
opgesloten in het Steen. Er was een grote menigte op de Burg verzameld toen ze
beiden werden opgeknoopt. Alleen de rijke
klanten die dweepten met de vleespasteitjes van Arnache bleven vol afschuw
aanwezig.
En de kok van de hertogin? Die zei dat hij altijd
geweten had dat hij beter was dan Arnache…
Het
huis de Zeven Torentjes.
Het huis de Zeven Torentjes, één van de grootste
patriciërshuizen van het middeleeuwse Brugge, werd in het begin van de 14de
eeuw gebouwd in opdracht van Wouter Bonin van den Gapere, heer van Meulebeke,
maar gaat terug op een 13deeeuws complex in Scheldegotiek waarvan de
bouwsporen op de zijgevel getuigen.
Op deze plaats aan de Hoogstraat in Brugge lagen
oorspronkelijk drie afzonderlijke panden, met tuinen die doorliepen tot aan de
Groenerei. Het ging om de panden 'Zeven Torens', 'Casselberg' en ''t Fransch
Schild'.
Het huis De Zeven
Torens (nr. 8) vormt het oudste deel van het complex. Volgens
bouwhistorisch onderzoek is het pand vanaf de 13de eeuw in verschillende fasen
tot stand gekomen. Het hoekpand 'Casselberg'
is een imposant herenhuis, waarvan de oudste kern teruggaat tot de 15de eeuw.
Huis 't Fransche Schild is een breedhuis dat vóór 1562 bij 'De Zeven Torens'
werd gevoegd. Links bevindt zich een monumentale poort die oorspronkelijk was
voorzien van deurnaald met jaartal 1723 op.
Het huis, dat een grote bewondering afdwong, komt voor
op het schilderij van Pieter Claeissens ”De
zeven wonderen van Brugge” (1560). Het is de enige privéwoning die
prominent in het midden staat tussen andere bekende publieke gebouwen als het
belfort, de OLV-kerk en de Poortersloge.
Pieter Claeissens ”De zeven wonderen van Brugge” (1560)
In 1560 werd het huis De Zeven Torentjes eigendom van de Spaanse handelaar Juan Lopez
Gallo, de zaakgelastigde van de Spaanse koning in Brugge. Hij had ook al het
kasteel van Male gekocht van de Spaanse vorst Filips II. Misschien was hij wel
de opdrachtgever van het schilderij van Claeissens.
Het statige herenhuis komt ook voor op de kaart van
Marcus Gerards uit 1562. De familie Gallo bleef eigenaar tot eind 17de
eeuw waarna het verschillende keren van eigenaar veranderde.
Huis De Zeven Torentjes op de kaart van Marcus Gerards (1562)
In 1717 werden de vervallen torentjes en de borstwering
verwijderd.
In 1908 werd het gebouw aangekocht door de Belgische
Staat als bedrijfsgebouw voor de RTT. Deze panden werden in 1974 beschermd als
monument. Door jarenlange leegstand raakte het complex in verval. Na vele jaren
leegstand, al sinds de jaren 70, werd het verbouwd tot een hotel.
Het huis De Zeven Torentjes in de Flandria Illustrata
Sanderus, Antonius, (1586-1664)
Recept
voor Brugse vleespasteitjes
Ingrediënten:
2 vellen kant-en-klaar bladerdeeg
125 gr gekookte ham (dik gesneden)
enkele takjes peterselie
1 ui
1 ei
400 gr lamsgehakt (reeds gebakken)
3 teentjes look
peper & zout
nootmuskaat
enkele wortelen
2 vellen kant-en-klaar bladerdeeg
125 gr gekookte ham (dik gesneden)
enkele takjes peterselie
1 ui
1 ei
400 gr lamsgehakt (reeds gebakken)
3 teentjes look
peper & zout
nootmuskaat
enkele wortelen
Bereiding
-
Verwarm de oven voor op 190°C. Breng enkele
aardappelen aan de kook. Snij de wortelen doormidden en hak ze fijn. Snij ook
de look fijn. Doe alles in een aparte kom. Vermeng de fijngesneden wortelen en
look met het gebakken gehakt.
-
Leg de bladerdeeg in de taartvorm en druk
de randen goed aan. Snij de gekookte aardappelen in schijfjes en leg ze op de
bodem van het bladerdeeg. Snij de gekookte ham in blokjes en strooi die over de
aardappelen.
-
Hak de peterselie fijn en vermeng met de
wortelen en de look. Verdeel nu alles over de aardappelen en de ham. Kruid met
peper en zout.
-
Klop een ei los. Strijk de randen van het
bladerdeeg in met het opgeklopte ei. Leg nu het andere vel bladerdeeg over de
taartvorm. Knijp de randen rondom rond dicht. Knip het bladerdeeg dat over de
randen valt af. Strijk de bovenkant van de taart in met het opgeklopte ei en
rol de rest aan bladerdeeg op tot aan de rand van de taartvorm.
-
Maak tenslotte over de volledige breedte en
lengte van de taart gaatjes zodat de stoom kan ontsnappen. De vleespastei gaat
nu 40 min. lang in een voorverwarmde oven van 190°.
(bron: VTM, de keuken van Sofie)
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.