De
meest bekende legende over Sint Maarten is die over zijn mantel die hij in twee
stukken snijdt. Maar over Martinus
bestaan nog verschillende andere, meer en minder bekende, wondere verhalen of
legenden.
Het was een dag in november. Loodzware grijze wolken
bedekten de hemel en een ijzige wind blies de laatste dorre bladeren van de
bomen en veegde ze voor zich uit. Over een Franse landweg reed een groepje
jonge mannen. Op bevel van de keizer waren ze uit Italië vertrokken, om hier in
Frankrijk een nieuwe taak op zich te nemen. Ze moesten zich haasten om het
dichtstbijzijnde dorp te bereiken voor het donker werd.
Het begon te regenen en door de ijzige kou bevroor de
grond en werd het plotseling spiegelglad. De ruiters moesten oppassen dat hun
paard niet uitgleed en kwamen daardoor maar langzaam vooruit. Toen het begon te
schemeren werd een van de mannen ongeduldig en riep: 'Kijk, daar in de verte ligt een stad. Is dat Amiens niet? We zullen ons
moeten haasten want weldra worden de poorten gesloten.' 'Hij heeft gelijk', riep een van de
anderen, 'onze paarden kunnen vannacht
weer uitrusten, daarom hoeven we ze nu niet te sparen. Vort! Sneller!'
De mannen spoorden hun dieren aan. Maar één van hen
wilde zich niet haasten en kwam daardoor steeds verder achterop, Het was de
jonge ridder Maarten. Hij maakte zich zorgen om zijn trouwe paard dat hem reeds
zo vele goede diensten had bewezen. Hij reed liever voorzichtig en rustig op de
spiegelgladde weg om ervoor te zorgen dat zijn paard niets overkwam. Van zijn
kameraden was al snel niets meer te zien. De wind werd sterker en de regen ging
over in een dichte sneeuwstorm. De sneeuwvlokken waaiden Maarten in het gezicht
alsof het fijne naalden waren. Daarom trok hij zijn mantel nog dichter om zich
heen, en hield met ijskoude vingers de teugels stevig vast.
Het was al donker geworden toen Maarten de stad Amiens
bereikte. Gelukkig stond de grote stadspoort nog open. Juist toen hij naar
binnen wilde gaan, bleef zijn paard plotseling staan. De ridder trok met vaste
hand aan de teugels, maar het dier verroerde zich niet. Maarten klopte hem op
de hals en sprak hem vriendelijk toe. Het hielp niet. Het dier wilde geen stap
verder doen. Toen steeg Maarten van zijn paard af en op dat ogenblik bemerkte
hij een arme man die in een nis van de stadsmuur beschutting zocht tegen weer
en wind. Hij was slechts in wat lompen gehuld en bibberde van de kou.
Hoewel Maarten vaak onderweg een aalmoes aan arme
mensen had uitgedeeld, had hij die avond niets anders bij zich als zijn
ridderkleed en zijn warme mantel. Toch wilde hij ook deze man helpen en daarom
nam hij zijn zwaard en sneed zonder aarzelen zijn mantel in twee stukken. De
ene helft gaf hij de arme man, de andere hield hij zelf. Daarna besteeg hij
snel zijn paard zonder de dank van de bedelaar af te wachten en reed de stad in
om zijn vrienden te zoeken. Hij vond ze in een herberg, waar ze met rode wangen
bij de wijn en brandewijn grappen zaten te maken.
Toen Maarten bij hen kwam lachte een van hen hem uit: 'Kijk eens, Maarten is er eindelijk ook!'
Maar een van de anderen gaf hem een por in zijn zij en fluisterde: 'Wees stil, zie je niet dat er iets met
Maarten gebeurd is, kijk zijn mantel eens!' De vrienden kenden Maarten
goed. Tijdens hun reis hadden zij vaak genoeg meegemaakt dat hij arme mensen
die ze onderweg tegenkwamen een aalmoes gaf. Hoe vaak hadden ze niet om hem
gelachen en spottend geroepen: 'Nog even,
en je bezit zelf niets meer!'
Toen ze nu merkten dat Maarten nog maar de helft van
zijn mantel had, keken ze elkaar getroffen aan. Wat was er gebeurd? Een van de
ridders schaamde zich dat hij met de anderen vooruit gegaan was zonder naar
Maarten om te kijken en hij vroeg: 'Je
hebt toch niet je mantel gedeeld om een van de armen te helpen?' Maarten
antwoordde bescheiden: 'Ja, ik heb
hetzelfde gedaan wat ik ook voor mijn broer zou hebben gedaan.'
Die nacht werd Maarten wakker door een helder licht dat
in zijn kamer scheen. Christus verscheen hem in de gestalte van de arme
bedelaar. Hij had de helft van Maartens mantel om zijn schouders en sprak tot
de engelen die hem omgaven: 'Maarten
heeft mij deze mantel gegeven.'
Die droom maakte diepe indruk op Maarten en
hij voelde zich geroepen vanaf dat ogenblik de Christus te dienen. Hij liet
zich dopen en trad zo gauw als bij maar kon uit de dienst van de keizer. Zo
werkte hij met goedheid, liefde en opoffering onder de mensen en vele ridders
volgden zijn voorbeeld.
Afbeelding van Sint-Maarten aan het gemeentehuis van Latem
(naast de Sint-Martinuskerk)
(naast de Sint-Martinuskerk)
Over
Sint-Maarten bestaat ook nog een tweede legende:
Nadat Sint Maarten in 397 gestorven was en in Tours
begraven, begonnen de bewoners van die stad met de bouw van een nieuwe kerk.
Hun bedoeling was dat het lichaam van Sint Maarten daarheen zou worden
overgebracht. De inwoners van Tours werkten ruim 60 jaar aan de kerk en toen
was het eindelijk zover dat het lichaam van Martinus zou kunnen worden
overgebracht. Dat gebeurde met een grote, plechtige processie.
Nu woonden er in Tours twee bedelaars, die trouwe
vrienden waren. De ene was verlamd, de andere blind. Elke dag trokken ze samen
op: de blinde droeg de lamme naar de plaats waar ze zouden bedelen, en de lamme
wees de blinde daarbij de weg. Al bedelend verdienden ze zo een heel goed
inkomen bij elkaar.
Toen zij hoorden dat het lichaam van Sint Maarten naar
de nieuwe kerk zou worden gebracht, waren ze bang dat de processie door de
hoofdstraat waar ze werkten, zou komen. Wat lag er immers meer voor de hand,
dan dat Sint Maarten aan wie al zoveel genezingen werden toegeschreven, hen ook
zou willen genezen? En dát mocht in geen geval gebeuren, want 'gezond' zouden
ze hun broodwinning kwijt zijn. Ze verborgen zich daarom in een smal straatje,
waar de processie zeker niet zou komen.
Maar toen de processie eenmaal aan het trekken was,
gebeurde er een ongeluk in de hoofdstraat. Dit betekende zo'n lang oponthoud,
dat ze een andere weg moesten kiezen. De processie kwam daardoor precies in de
smalle straat terecht, waar de twee vrienden zich verborgen hielden. Op hun
vlucht ontmoetten zij zo toch het lichaam van Sint Maarten...
De heilige
Sint-Martinus
Het leven van Martinus is beschreven door Sulpicius Severus in de Vita
S. Martini, en door Gregorius van Tours in diens Miraculorum Libri VIII. Beide schrijvers behoorden tot de meest
gelezen auteurs in de middeleeuwen en dit verklaart mede de grote populariteit
van de H. Martinus.
De naam Sint-Maarten gaat terug op een zekere Martinus
van Tours.
Martinus werd in het jaar 316 geboren in het huidige Hongarije. Zijn opvoeding kreeg hij in de Noord-Italiaanse stad Pavia. Martinus’ vader was officier in Romeinse leger. De jonge Martinus heeft het thuis blijkbaar moeilijk gehad, want al op 12-jarige leeftijd loopt hij van huis weg. Hij wordt door christenen opgevangen en maakt zo kennis met de Bijbel en de christelijke leer.
Martinus werd in het jaar 316 geboren in het huidige Hongarije. Zijn opvoeding kreeg hij in de Noord-Italiaanse stad Pavia. Martinus’ vader was officier in Romeinse leger. De jonge Martinus heeft het thuis blijkbaar moeilijk gehad, want al op 12-jarige leeftijd loopt hij van huis weg. Hij wordt door christenen opgevangen en maakt zo kennis met de Bijbel en de christelijke leer.
Als hij 15 jaar is treedt hij in het voetspoor van zijn
vader. Hij meldt zich aan in het leger en wordt tot ridder geslagen. Hij houdt
het echter niet lang uit in dit ruwe beroep. Gewonnen voor het christelijk
geloof breekt hij met het leger. Hij laat zich dopen en wordt van zijn
ridderplichten ontheven. Vervolgens wordt hij monnik en wijdt hij zich geheel
aan de studie in de H. Schrift.
Na zijn studie geeft hij zelf onderwijs in de
christelijke leer. Zijn omgeving komt onder de indruk van zijn eenvoud en
bewogenheid met armen en noodlijdenden. Tegen zijn wil wordt hij in 371 tot
bisschop van de Franse plaats Tours gekozen. Dit is de reden waarom hij de
geschiedenis is ingegaan als Martinus van Tours. Op 8 november in het jaar 397
sterft hij. Op 11 november wordt hij in
Tours begraven. Deze 11de november, de dag van zijn begrafenis dus, is zijn
feestdag geworden.
Het Sint-Maartensplein in Brugge
Het kleine plein lag vroeger midden het handelskwartier
van de Engelsen en de Schotten. Het werd dan ook de Schottenplaats genoemd. In
het begin van de 16de eeuw
vertrokken de Schotten en de herinnering aan hen deemsterde stilaan weg.
Op de hoek van de Korte Riddersstraat en de
Boomgaardstraat stond een huis, genaamd Sint Maarten, dat in 1640 herbouwd werd
en waarbij in de gevel een steen werd ingemetseld met de beeltenis van Sint-Maarten.
Die naam kwam in gebruik als plaatsaanduiding.
De beide namen werden nog een tijd samen gebruikt,
zoals in 1579: Sint-Maertensplaetse ofte Schottenplaetse.
Wat thans het Sint-Maartensplein is, kan moeilijk als
een volwaardig plein worden beschouwd, eerder als een straatverbreding, net
voor de Sint-Walburgakerk.
De
Sint-Walburgakerk
De Sint-Walburgakerk is een barokke kerk aan het
Sint-Maartensplein in Brugge. De parochiekerk is een voormalige jezuïetenkerk.
Het is de kerk van één van Brugges oudste parochies. Haar geschiedenis gaat
terug tot de achtste eeuw, toen
niemand minder dan de Heilige Walburga naar Brugge kwam om hier een kerk te
stichten.
Op de plaats van de kerk stond vroeger een kapel die
door de Heilige Walburga zou gesticht zijn in 745. Die allereerste bidplaats zou reeds in 1240 de
parochie van Sint-Walburga genoemd worden.
Een eerste, gotische kerk stond ietwat verder zuidwaarts. Ze is te zien
op de kaart van Marcus Gerards van 1562.
Deze raakte echter bouwvallig en in 1777 kende men de voormalige jezuïetenkerk toe aan de parochie. De oude kerk werd afgebroken. In de periode 1619-1643 werd de huidige kerk gebouwd door jezuïetenbroeder Pieter Huyssens, die ook de plannen tekende voor de Carolus Borromeuskerk in Antwerpen en de Sint-Pieterskerk van Gent. Het jezuïetenklooster werd in 1773 opgeheven en de kerk werd gesloten. De toren is echter nooit afgewerkt wegens geldgebrek.
De eerste Sint-Walburgakerk op de kaart van Marcus Gerards uit 1562
Deze raakte echter bouwvallig en in 1777 kende men de voormalige jezuïetenkerk toe aan de parochie. De oude kerk werd afgebroken. In de periode 1619-1643 werd de huidige kerk gebouwd door jezuïetenbroeder Pieter Huyssens, die ook de plannen tekende voor de Carolus Borromeuskerk in Antwerpen en de Sint-Pieterskerk van Gent. Het jezuïetenklooster werd in 1773 opgeheven en de kerk werd gesloten. De toren is echter nooit afgewerkt wegens geldgebrek.
Op 14oktober 1641 (sommige bronnen vermelden 14
november 1642) werd de kerk toegewijd aan de Heilige Franciscus-Xaverius. De
Xaveriuskerk zou niet lang van de jezuïeten blijven. De Oostenrijkse Keizer
Jozef II ontbond de orde in 1772. De leegstaande Xaveriuskerk werd op het einde
van de 18de eeuw gebruikt door de parochianen van de bouwvallige
(oude) Sint-Walburgakerk. Op die manier werd de Xaveriuskerk de
Sint-Walburgakerk in 1779.
De Sint-Walburgakerk (foto: Paul M.R. Maeyaert)
Weer niet voor lang echter. Onder het Franse bewind zou
de (nieuwe) Sint-Walburgakerk voor enkele jaren tot de “Tempel van de Rede”
verheven worden. Na het vertrek van de Fransen werd het gebouw dan weer de
parochiekerk van Sint-Donaas, nadat de Sint-Donaaskathedraal op de Burg was
afgebroken.
Pas in de loop van de 19de eeuw werd de kerk
eindelijk weer de parochiekerk van Sint-Walburga.
(bron:
Wandeling 4, ’t Gezellekwartier, door Bob Warnier, in een uitgave van de
West-Vlaamse Gidsenkring, pg 35-36)
Ook in deze voormalige jezuïetenkerk heeft Guido Gezelle een rol gespeeld. Hij was er
onderpastoor van 1865 tot 1872. De
straat tegenover de kerk is de Korte Ridderstraat. Tegen de gevel van het
huisnummer 5 herinnert een gedenksteen aan Guido Gezelle toen hij benoemd was
tot onderpastoor op de Sint-Walburgaparochie. ..
Als
onderpastoor van Sint-Walburga verbleef hier
Guido Gezelle 1865-1867.
Hier stichtte hij “Rond den Heerd”
VTB 23 juli 1939
Guido Gezelle 1865-1867.
Hier stichtte hij “Rond den Heerd”
VTB 23 juli 1939
Nota: De data kloppen niet precies! Guido Gezelle
woonde op dat adres van 1865 tot 1872 !
De
oude Sint-Walburgakerk (zie kaart van Marcus Gerards uit
1562)
De oudste vermelding
van de oude Sint-Walburgakerk dateert van 1214. De kerk deed toen dienst als
grafelijke kapel. In 1239 werd de kapel door de graven van Vlaanderen aan de
bisschop van Doornik geschonken voor de omvorming tot een parochiekerk.
In de loop van de
dertiende, veertiende en vijftiende eeuw kende de kerk heel wat verbouwingen en
uitbreidingen, maar in 1781 verdween het kerkgebouw.
De oude (eerste) Sint-Walburgakerk op een tekening van
Jan Beerblock
Jan Beerblock
Sint-Maartensfeest.
Het feest van Sint
Maarten kadert in een reeks van Lichtfeesten die zich uitstrekt van Halloween
(eind oktober) tot Maria Lichtmis (begin februari).
Elf november staat
daarbij ook even ver van Kerstmis af (zes weken) als Aswoensdag van Pasen. Er
zijn streken geweest waar de advent oorspronkelijk zes weken duurde. Mogelijk
volgde de advent een vóór-christelijke gewoonte om vanaf begin november tot
Lichtmis (2 februari) iets met licht te doen in de duisternis. Het rondgaan met
Sint Maartenslampionnetjes in diverse streken zou daarop kunnen wijzen.
Op verschillende
manieren heeft men in de loop der tijden de herdenking aan Sint-Maarten gevierd.
Bekend zijn de vuren, die op de 11de november werden ontstoken en de zogenaamde
Sint-Maartens-schuddekorf.
Boven een vuur hing
een mand gevuld met herfstvruchten, die telkens werden geschud. De kinderen
grabbelden naar de geroosterde vruchten. Het feit dat Sint-Maarten samenviel
met het eindigen van de oogst, maakte 11 november tot een nieuwjaarsdag voor de
boeren. Dan betaalden zij hun pacht en vierden feest.
Ook werd de 11de november de slachtdag bij uitstek. Wellicht
dat het vieren van de oogst en het slachten de aanleiding zijn geweest dat
armen langs de boerderijen gingen om iets extra´s te vragen.
In België leeft de
traditie met name sterk in veel plaatsen in West-Vlaanderen, in de streek rond
Aalst en in een paar (deel)gemeenten van en rond Dendermonde.
Sint-Maarten wordt niet
overal op dezelfde wijze gevierd. In sommige plaatsen worden optochten
georganiseerd. De kinderen maken lampionnen of hollen suikerbieten uit en gaan
met de lichtjes langs de deuren. Daar zingen ze Sint-Maartensliedjes en krijgen
in ruil snoep of fruit.
In sommige West-Vlaamse
dorpen wordt het van deur tot deur gaan "ruusbuzen" genoemd, naar de eerste woorden van het liedje dat
de kinderen zingen:"Ruus buus buus".
Ruus buus buus is sinte-moarten
nie tuus
Ej gin appeltje of e pèrje vor uus
We stoan ier te kiek'n, begin mo te smiet'n
We gon ier nie mè lange stoan,
we gon naar een andere plekke goan.
Ej gin appeltje of e pèrje vor uus
We stoan ier te kiek'n, begin mo te smiet'n
We gon ier nie mè lange stoan,
we gon naar een andere plekke goan.
Een ander bekend
liedje is het volgende:
Sint Maarten, Sint Maarten.
De koeien hebben staarten.
De meisjes hebben rokken aan.
Daar komt Sinte Maarten aan.
De koeien hebben staarten.
De meisjes hebben rokken aan.
Daar komt Sinte Maarten aan.
In bepaalde streken in
Vlaanderen neemt Sint-Maarten de taak van Sinterklaas over. Het
sinterklaasfeest wordt hier traditioneel niet of veel minder uitgebreid gevierd.
De verschillen van dorp tot dorp kunnen groot zijn.
In Ieper komt
Sint-Maarten de avond voor 11 november aan met de boot. Dan staan alle kinderen
hem en zijn pieten op te wachten aan de kaai (Ieperlee). Daarna gaan ze in een
grote stoet naar de Grote Markt.
In Sijsele (een
Sint-Martinusgemeente) wordt er dan weer enkel een Sint-Maartenstoet gehouden
(op de vrijdagavond het dichtst bij de 11de november), maar speelgoed krijgen
de kinderen alleen bij Sinterklaas. In Loppem (eveneens een Sint-Martinusgemeente)
bellen de kinderen op 10 november aan bij alle huizen om lekkers te krijgen.
Oorsprong van het Sint-Maartensfeest.
Over de
ontstaansgeschiedenis van het feest wordt veel gespeculeerd. Er wordt
aangenomen dat het feest wellicht terugaat op een Germaans winterfeest.
Voor het christendom
in onze streken verkondigd werd, beleefden de Kelten en Germanen hun eigen
geloof. De christelijke verkondigers vervingen vaak de Germaanse rituelen en
feesten door christelijke betekenissen en figuren. Dit gebeurde ook met Wodan, van
de Germanen. In vele streken werd Sint Maarten zijn plaatsvervanger. Heel wat
oude gebruiken werden verchristelijkt en zijn in de Sint-Maartensvieringen
terecht gekomen. Wat geldt voor Sint-Maarten geldt trouwens in de meeste
gevallen ook voor Sint-Nicolaas.
Men veronderstelt een
heidense oorsprong van het feest: het ronddragen van het (heilige) vuur zou een
voorchristelijk vruchtbaarheidsritueel zijn, wijdverspreid over West-Europa.
Het heidense ritueel zou dan door de kerk zijn overgenomen, vooral om het
vertrouwen van de bevolking te winnen.
De beeltenis van Sint-Maarten
in de gevel op de hoek van de Korte Ridderstraat te Brugge
Sint-Maartensliedjes
Er zijn talloze
Sint-Maartensliedjes. Veel liedjes hebben een humoristische lading, al zijn er
ook nog oude bedelliedjes. Sommige liedjes komen in het hele taalgebied voor,
andere liedjes komen slechts in een klein aantal dorpen voor. De liedjes staan
in een lange, orale traditie. Het oudst bekende Sint-Maartensliedje is het
volgende:
Stoockt vier,
maeckt vier,
Sinte Marten komt hier
Met syne bloote armen
Hij soude hem gheerne warmen.
maeckt vier,
Sinte Marten komt hier
Met syne bloote armen
Hij soude hem gheerne warmen.
De regels van dit lied
komen nog in diverse bestaande Sint-Maartensliedjes terug. Ook voor andere
liedteksten geldt dat ze heel oud zijn, wat blijkt uit de grote verspreiding
ervan.
Weerspreuken over Sint-Maarten
Over Sint-Maarten
bestaan er heel wat weerspreuken. Een selectie:
Is het donkere lucht
op St. Martijn,
zo zal het een zachte winter zijn,
maar is dag van St. Martijn helder,
de vorst dringt door tot menig kelder.
zo zal het een zachte winter zijn,
maar is dag van St. Martijn helder,
de vorst dringt door tot menig kelder.
Als het nevelig is met
St. Martijn,
dan zal de winter niet koud zijn,
maar heeft de Sint een witte baard,
dan blijft ons sneeuw nog ijs gespaard.
dan zal de winter niet koud zijn,
maar heeft de Sint een witte baard,
dan blijft ons sneeuw nog ijs gespaard.
Al moet St. Maarten
een mantel dragen,
hij moet toch wandelen in zomerse dagen.
hij moet toch wandelen in zomerse dagen.
Donkere St. Maarten,
lichte Kerstmis.
lichte Kerstmis.
De Misse van St.
Maarten,
brengt ons de winter in 't herte.
brengt ons de winter in 't herte.
Als het blad niet valt
voor St. Martijn,
zal 't een strenge winter zijn.
zal 't een strenge winter zijn.
Staat met St. Maarten
op 't ijs de gans,
zo houdt ze Kerstmis in 't water een dans.
zo houdt ze Kerstmis in 't water een dans.
Is om St. Maarten nog
loof aan de bomen,
zo moogt ge van een strenge winter dromen.
zo moogt ge van een strenge winter dromen.
Als op St. Maarten de
ganzen op het ijs staan,
moeten ze Kerstmis door het slijk gaan.
moeten ze Kerstmis door het slijk gaan.
Blad aan de bomen met
St. Martijn,
dan zal het een strenge winter zijn.
dan zal het een strenge winter zijn.
Nevels in de St.
Maartensnacht,
maken de winter kort en zacht.
maken de winter kort en zacht.
Na het feest van St.
Maarten,
krijgt de winter schone kaarten.
krijgt de winter schone kaarten.
St. Martinus warmte en
regen,
brengt het zaad geen grote zegen.
brengt het zaad geen grote zegen.
St. Maarten zet zich
met veel dank,
bij het haardvuur op de bank.
bij het haardvuur op de bank.
Meer over Sint-Maarten
vindt u op: http://www.kuleuven.be/thomas/page/lichtfeesten-sint-maarten/
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.