vrijdag 28 november 2014

De legende van de waterduivel van de Rozenhoedkaai.

Het is een publiek geheim dat de Brugse meisjes tot ver buiten de stadsgrenzen bekend staan als de mooiste van heel Vlaanderen. Lang geleden woonde er in een huisje dicht bij de Rozenhoedkaai een meisje – Marieke was haar naam - dat nog mooier was dan alle anderen.

En ze leek ook een beetje op het Marieke die al jaren op het pleintje aan de Coupure staat. Haar lange, blonde, krullende haren vielen op haar tere schouders. Haar ogen waren blauw als korenbloemen, en ze had een glimlach om haar roze mondje waaraan niemand kon weerstaan. Ze droeg ook van die mooie belletjes in haar fijne oortjes en haar borstjes zwollen als verleidelijke appeltjes onder haar dunne lijfje.


Marieke

Ze was tot over haar oren verliefd op een al even knappe jongeman. Hij heette Claes. Ook hij hield zielsveel van haar, maar. .. zij zagen elkaar niet veel. Hij was een dichter en minnestreel die van kasteel tot kasteel trok om zijn liederen voor de mensen te zingen. Claes had haar een schijfje blauwe agaat gegeven dat hij van één van zijn verre tochten had meegebracht. Ze droeg het aan een touwtje op haar borst als teken van zijn liefde en trouw.


Het agaat juweel

Elke avond stond zijn Marieke voor haar venster, en als de zon rood achter het Belfort neerzeeg hield zij het juweeltje dicht bij haar hart en dacht zij aan haar dichter. Zij verlangde zo naar hem. Waarom bleef hij altijd zo lang weg?

In die tijd leefde in het water van de Rozenhoedkaai een waterduivel. Overdag verborg hij zich dicht tegen de bodem want op het water was het een komen en gaan van platte bootjes volgeladen met wol, laken, tapijten, specerijen, zout en groenten. Maar ’s avonds, als het donker werd, kwam hij tevoorschijn. Hij kon zijn ogen niet afhouden van dat wonderbaarlijke schepsel dat voor haar raam stond
.
In de luwte van een warme zomeravond kwam hij naar haar toe als een gouden vogel die op haar vensterbank kwam zitten. Hij toverde haar minnestreel nog mooier voor ogen dan hij al was en Marieke huiverde van liefdesverlangen
.
Kindje toch”, fluisterde hij haar in het oor, “wat is je liefje toch mooi. Wat zou je er voor geven om hem terug te zien?
O lieve vogel, alles zou ik er voor over hebben om hem nu in mijn armen te houden”, antwoordde ze.

Dat kan”,  fluisterde hij heimelijk. “Kom aan de rand van het water als de klok op het Belfort vannacht twaalf uur slaat, en geef me je juweel. Dan zal hij terstond bij jou zijn.”
Ze twijfelde, maar het verlangen naar haar Claes was groter dan haar voorzichtigheid, en dus ging ze tegen middernacht, bij het licht van een kaars, naar loopplank aan de oever van het water.

Bij de eerste slag van de torenklok rees de waterduivel uit het water achter de Bloedkapel op. Hij zweefde over de Reie en wierp zich op de schone, de lieve, de zoete ...
Toen de twaalfde slag uit de galmgaten van het Belfort over de stad neerdaalde, zeeg Marieke nee.  De baarlijke duivel had alle bloed, alle leven uit haar gezogen en met een ijselijke kreet verdween hij in de diepte.

De nachtmist dekte haar toe met een grijze lijkwade. De volgende morgen stapte Claes zodra de Gentpoort openging de stad binnen.

Hij haastte zich langs het Pandreitje naar de Rozenhoedkaai en vond Marieke beneden aan het water.  “Ach, schoon lief, waarom lig je hier te slapen?” fluisterde hij zoetjes. “Wil nu opstaan en laat ons verder gaan, dit is geen rustplaats voor een zo’n mooi meisje als jij”, zong hij zacht.

Toen scheurde de schaterlach van de Boze het mistgordijn open. Claes werd lijkbleek. Hij werd zo koud als zijn prinsesje en langzaam viel hij voorover. Zijn koude lippen op haar koude lippen.
Enige tijd later vond men hun beide verstijfde lichamen dicht bij elkaar, alsof ze elkaar hadden omarmd voor een lange reis waarvan ze nooit zouden terugkomen.

En de waterduivel? Die leeft nog altijd in het water van de Reie. En als het donker is zie je hem soms – bij het schijnsel van de verlichting – de kop boven water steken, op zoek naar mooie meisjes bij een open raam…

(vrij naar Johan Ballegeer, 100 Brugse Legenden, 1984)


De Rozenhoedkaai 


 De Rozenhoedkaai.

Zomer of winter, ochtend of avond, zon of regen…De Rozenhoedkaai heeft de betoverende kracht om altijd een verpletterende indruk te maken. Het is dan ook geen wonder dat dit al jarenlang het meest gefotografeerde plekje van Brugge is. Hier kan iedereen perfect een eigen postkaartje van Brugge kieken. De Rozenhoedkaai straalt een klasse uit en is daarom de aangewezen plaats om samen met je geliefde even een moment stil te staan en te genieten van één van Brugges meest tijdloze decors.  (bron: Brugge.be)

Eeuwenlang heeft deze straat langs de Reie de naam Zoutdijk gedragen. In 1390 werd vermeld ‘die zoutsteeghere bi den Eechoutte’. Het was dus wellicht daar dat een steiger lag waar de schepen die zout aanleverden werden gelost. Pas in de 18de eeuw kwam de Rozenhoedkaai als naam in gebruik. De reden was dat op die plek stalletjes stonden opgesteld die rozenkransen verkochten.

De kaaimuur is van vrij recente datum na WOII en vervangt een open 19deeeuwse ijzeren balustrade zoals die langs de meeste Reien te vinden waren. Op deze plaats mondde het Pandreitje uit in de Reie zodat zich hier ook een brug bevond met de naam Huidenvettersbrug.


De Rozenhoedkaai in 1898 (Beeldbank Brugge)

Het Pandreitje is gedempt in de 18de eeuw en er werd een gevangenis gebouwd op het uiteinde ervan die de naam van het verdwenen kanaaltje overgenomen heeft. In de 19de eeuw werd in het Pandreitje en de Rozenhoedkaai groentenmarkt gehouden.

Het is langs de Rozenhoedkaai dat Georges Rodenbach in zijn “Bruges-la-Morte” het hoofdpersonage in zijn verhaal deed wonen.

(bron: Uitgaven West-Vlaamse Gidsenkring, wandeling 7, door Reinoud Van Acker)


Panorama van de Rozenhoedkaai te Brugge


De waterduivel van Brugge.

Over de waterduivel van Patrick Lagrou een spannend boek geschreven.

Het verhaal:
Voor Jonas en Tobais is het feest : de grote vakantie staat voor de deur. Brugge verwacht weer heel wat bezoekers, en heel wat Bruggelingen kijken daar niet echt naar uit. De vele toeristen zorgen voor heel wat overlast, maar daar maalt de burgemeester niet echt om: veel toeristen betekent ook veel inkomsten voor de middenstand.
Op een nacht verdwijnt een jong meisje in de Reien, snel gevolgd door nog een paar andere geheimzinnige verdwijningen. Wie is die geheimzinnige figuur die hen volgt tot in de Brugse riolen?

Samen met hun vriendinnetje Steffie ontdekken Jonas en Tobias de ware aard van de vijand, maar niemand wil hen geloven. Pas als de situatie helemaal uit de hand dreigt te lopen, wordt er naar hen geluisterd. Maar dan is het misschien al te laat …

Zoals in de meeste van zijn verhalen brengt Patrick Lagrou ook hier een mengsel van realiteit en magie. Hij vertrekt vanuit een reëel thema, waarover hij zich uitstekend documenteert en waarover hij in het verhaal veel uitleg geeft. Maar dan laat hij zijn fantasie de vrije loop. Het verhaal is gebouwd als een echte thriller. Spanning staat voorop; uitdieping van karakters en emoties blijft veelal achterwege of gebeurt enkel in functie van de spanningsboog.
Het taalgebruik richt zich enkel op het verhaal,  al ruimt Patrick Lagrou hier af en toe toch ook wat plaats in voor (situatie)humor.

In dit boek lopen verschillende verhaallijnen – die op de één of andere manier toch met elkaar in verband staan – door elkaar: Bruggelingen die zich verzetten tegen toeristen, de handelaarsmaffia die oorspronkelijke Brugse panden/winkels onder dwang overneemt, de legende van de twee kloosterlingen, … Heel wat kinderen zullen dit boek als zoete koek verslinden.



leeftijd: 10+ , Uitgeverij: Clavis 

ISBN 90-448-0433-2

190 pagina’s , gebonden

© Marc Willems (2014)
                                        brugse.legenden@gmail.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.