Het was de lentemaand van 1482. Maria van Bourgondië kwam op bezoek in haar geliefde Brugge om er haar favoriete hobby te beoefenen, de valkenjacht. Maar haar paard struikelde tijdens de jacht, ze viel en stierf. Haar echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk die gealarmeerd was door dit ongeval spoedde zich in allerijl naar Brugge.
Maria werd begraven en voor Maximiliaan begon een nieuwe en harde tijd. De keizer hield geen rekening met de stedelijke voorrechten vastgelegd in keuren. Integendeel, Maximiliaan legde zelfs extra belastingen op.
Maximiliaan van Oostenrijk
Pieter Lanchals, de schout, baljuw en raadsheer van Maximiliaan van Oostenrijk, veroordeelde dit Brugse optreden. Maar de Bruggelingen pikten dit niet. Lanchals en andere edellieden werden gefolterd en onthoofd terwijl Maximiliaan het hele tafereel kon volgen vanuit zijn cel. Lanchals’ hoofd werd op een piek op de Gentpoort geplaatst. Maximiliaan zon op wraak. Hij gaf Brugge haar voorrechten en werd vrijgelaten.
Maar hij keerde terug, maar niet alleen. Hij bracht een heel leger met zich mee. De soldaten mochten plunderen zoveel ze wilden. En als herinnering moest de stad Brugge tijdens zijn verdere bestaan "lanchalzen" op de Reien laten leven. Deze “lanchalzen” zijn de witte zwanen.
De geschiedenis van Pieter Lanchals
De geschiedenis van de familie Lanchals begint in 1440 als in Brugge ene Pieter Lanchals geboren wordt als telg van een schrijnwerkersgezin.
Hij werd een vertrouweling van Maximilaan van Oostenrijk en bracht het tot raadgever aan het hof. Hij bleef niet alleen ambtenaar maar begon zich stilaan te mengen in het politieke leven. Door zijn functie hield hij ook nauw contact met de Medici-bank in Brugge, in de persoon van Tommaso Portinari.
Hij werd ook lid van voorname godvruchtige genootschappen, waar alleen de topvertegenwoordigers van de samenleving toegang toe hadden. Zo werd hij opgenomen in de broederschap van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw en in de Edele Confrérie van het Heilig Bloed, waarvan hij in 1481 proost was.
Na het overlijden van zijn eerste echtgenote, Katarina van Nieuwenhove in 1484, huwde hij in 1486 met Katarina van Poeke, de dochter van ridder Roeland, heer van Poeke en burgemeester van het Brugse Vrije.
Toen vanaf 1482 de strijd losbrak tussen Maximiliaan en de steden, meer bepaald Brugge, koos hij onvoorwaardelijk de zijde van de aartshertog.
In 1483 werd hij door deze laatste tot ridder geslagen. Geïnspireerd door zijn naam koos Pieter Lanchals een zwaan als symbool voor zijn wapenschild.
Hij klom verder op in de hiërarchie en werd in 1485 schout van Brugge. Dit betekende dat hij het politioneel gezag over de stad uitoefende en hij deed dit met een ijzeren hand. Hij maakte zich hierdoor alles behalve geliefd en waagde zich alleen nog op straat omringd door een stevige lijfwacht.
Via twee huwelijken integreerde Pieter Lanchals zich zowel in de Brugse als in de landadel en bekwam hij aldus grote stukken "leengoed". Zijn zoon Pieter Lanchals II trok deze lijn door en verwierf in 1502, eveneens door een huwelijk, de heerlijkheid "Olsene".
Hij noemde zich terecht "Heer van Olsene" en van die tijd dateert ook de zwaan in het wapenschild van de gemeente.
De Brugse opstand van begin 1488, waarbij Maximiliaan gevangen werd genomen, betekende ook onheil voor Lanchals. Hij dook onder in een huis in de Carmersstraat, waar hij na anderhalve maand werd ontdekt.
Na gedurende enkele dagen gemarteld te zijn in de Brugse 'Hallen' onder het Belfort, werd hij er op 22 maart, onder de ogen van de in het huis Craenenburg opgesloten Maximiliaan, onthoofd. Het hoofd werd op een lans bovenop de Gentpoort geëxposeerd, waar er tegenwoordig nog een replica van hangt. Zijn lichaam werd begraven in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge en ligt daar nog steeds.
Grafmonument van Pieter Lanchals in de O.L.Vrouwekerk te Brugge
Grafmonument van Pieter Lanchals in de O.L.Vrouwekerk te Brugge
Lange tijd meende men in Brugge dat Pieter Lanchals aan de Oude Burg had gewoond, hetzij in het nummer 21 dat in de 18de eeuw bewoond was door de kroniekschrijver Karel Custis, hetzij in het nummer 27, dat nu Hof Lanchals wordt genoemd. Na lang onderzoek is men er echter achter gekomen dat hij woonde in de 's Heer Gillis Dopstraat, wat nu de Kartuizerinnestraat heet, tegen de oever van de Dijver.
In de tweede helft van de vijftiende eeuw behoorde het uit verschillende gebouwen bestaande domein toe aan schout Jan van Nieuwenhove, voorganger van Lanchals in die functie en oom van de echtgenote Lanchals. In 1473-1474 werd Lanchals de eigenaar en hij bouwde er een aanzienlijk nieuw stenen huis.
Ook al was oorspronkelijk gevonnist dat al zijn goederen werden verbeurdverklaard, ging dit niet door en bleven de weduwe en de kinderen er het bezit van behouden.
In de romantische negentiende eeuw ontstond de legende dat Maximiliaan, eenmaal vrijgelaten en opnieuw aan de macht, de Bruggelingen verplicht had ten eeuwigen dage 52 "langhalzen" of zwanen op de reien te onderhouden.
Dit verhaal berustte op geen enkele archiefbron. Brugge hield trouwens al lang voor de periode van de laat-vijftiende-eeuwse onlusten zwanen op de reien. Het ging om een recht dat begin 15de eeuw door de stad was afgekocht van de graaf van Vlaanderen. De eerste vermelding dateert van 1403. De legende is omstreeks 1900 ontstaan.(bron : Wikipedia)
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.