De legende, die nog
steeds in de volksmond leeft, gaat als volgt:
Twee schippers die aan
het wandelen waren langs de Ieperleet, nu het kanaal Oostende-Brugge, bemerkten
in een linde een Onze Lieve-Vrouwbeeldje. Gezien het er bijna onmogelijk door
mensen kon geplaatst zijn verwekte dit hun verwondering. Ontroerd knielden zij
neer en vereerden het beeldje. Na deze
geloofsbelijdenis gingen zij bij de pastoor om hun de verschijning bekend te maken. Die
stelde voor het beeld ter verering in de parochiekerk van Sint-Andries te
plaatsen. Maar ’s anderendaags werd het beeldje teruggevonden in de linde , op
de oorspronkelijke plaats. Vandaar het verhaal dat Onze-Lieve-Vrouw daar
vereerd wenste te worden.
We kunnen zeggen dat
dit een soort cliché is want we vinden het verhaal van deze geschiedenis op
tientallen Maria bedevaartsoorden. Zo ook in Lissewege. Ze zal wel eenvoudig gegroeid zijn in de verbeelding van
het volk. Het enig vaststaande feit dat we mogen onthouden, is dat op het goed
Ter Lucht, ergens aan een linde, een Mariabeeld was opgehangen en vereerd werd.
Het begin
Voor het eerst, en dit in 1563 werd de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw van
’t Boompje vermeld in het “Woordenboek der Toponymie “van Karel De Flou, en op
het einde van de 16e eeuw is er ook een vermelding van een Onze-Lieve-Vrouwboomken
op het domein van Pieter de Blende. Deze was de eigenaar van het landgoed “ Ter
lucht “ tot 1610.
In het jaar 1662
begint de betrouwbare geschiedenis van het bedevaartsoord. De toenmalige
kasteelheer, Andries de la Coste, had vroeger reeds op 24 April 1655, door
pauselijke breve het voorrecht bekomen om, mits toestemming van den bisschop,
een private huiskapel op te richten op zijn goed Ter Lucht. Het is wel bijzonder
dat onze kasteelheer met deze kapel niet genoeg had, want reeds in 1662, richt
hij een tweede verzoek naar Rome, om een andere kapel op te richten, ditmaal
niet een huiskapel binnen het beluik van het kasteel, maar een bidplaats die
ook voor het publiek toegankelijk zou zijn.
Andries de la Coste
Ene Jan Gailliard
getuigt in een niet nader bepaalde kroniek, gelezen te hebben dat in het jaar 1662,
een mirakel gebeurde door aanroeping van Onze Lieve Vrouw aan de Linde. Het beeldje aan de linde is het voorwerp van
een gevolgde volksdevotie, het mirakel
doet de toeloop aangroeien.
De kasteelheer, uit
godsvrucht voor het mirakelbeeld en ook om aan de verering van de pelgrims tegemoet
te komen, vat de gedachte op een kapel te bouwen bij de linde. In elke geval
werd de aanvraag naar Rome gestuurd. Op 18 Januari 1663 staat de paus de
gevraagde gunst toe een kapel te mogen bouwen, met toegang langs de openbare weg,
waar men de mis zou mogen opdragen, alles “onder
voorbehoud van instemming van de bisschop en mits de parochiale rechten
hiermede niet geschonden worden”.
De bisschoppelijke
goedkeuring dateert van 11 April 1663, ze bevat ook de instemming van de
pastoor. De bisschoppelijke oorkonde verleent ook een uitzonderlijke gunst nl.
dat al de offeranden aan de kapel geschonken, aan de kapel blijven. De werken worden
dadelijk aangevangen, zodat in het najaar van 1664 de bisschoppelijke
afgevaardigde, aartspriester Jan Pynckel, op 1 oktober, het voorafgaande
onderzoek kan doen. Het verslag dat hij voor den bisschop opmaakte, wordt nog
steeds in het archief van het bisdom bewaard en is van belang voor de
geschiedenis van de kapel.
In 1945 schreef Maurice Van Coppenolle een boekje over de kapel van 't Boompje. Dit boekje is meer dan de moeite waard voor wie zich in de geschiedenis Onze-Lieve-Vrouw van het Boompje wil verdiepen. Bovenstaande tekst een hertaling van een gedeelte door de heer Dirk Strubbe. Waarvoor dank !
In 1945 schreef Maurice Van Coppenolle een boekje over de kapel van 't Boompje. Dit boekje is meer dan de moeite waard voor wie zich in de geschiedenis Onze-Lieve-Vrouw van het Boompje wil verdiepen. Bovenstaande tekst een hertaling van een gedeelte door de heer Dirk Strubbe. Waarvoor dank !
Evolutie in de 17e en 18e eeuw
Zowel in de 17e als in
de 18e eeuw kenden verschillende pausen aflaten toe voor de bedevaarten naar
Onze-Lieve-Vrouw van ’t Boompje. De Mariaverering kende er een wisselend
succes.
Waarschijnlijk
verzorgden de Brugse kapucijnen er in het begin de erediensten, want in 1670
gaf de bisschop hen de toelating om relieken van het Heilig Kruis en van
Onze-Lieve-Vrouw uit te stallen. Op 28 november 1688 stierf Andries De La Coste
en hij werd begraven in de Brugse Jeruzalemkerk. Maar ook in de volgende eeuw
bleef het landgoed Ter Lucht in de handen van de adellijke familie De La Coste.
In 1718 werd de
oorspronkelijke kapel gerestaureerd. Dertig jaar later, in 1748 probeerde men
voor Onze-Lieve-Vrouw van 't Boompje een godsdienstig genootschap op te richten.
De plannen van o.a. deken Pieter Pattyn, Frachois Vyvée, Jan Vermeere en
gouverneur Adrian van den Berghe gingen echter niet door.
De kasteelheer gaf
niettemin zijn toestemming om een genootschap op te richten, dat de
Mariaverering kon aanzwengelen. Het genootschap stelde op 18 maart 1748 voor
aan de Brugse bisschop, Jan Baptist de Castillion, om missen te lezen op zon-
en feestdagen. Daarop won aartspriester kanunnik Augustinus van Vyve advies in
bij de parochiepastoor van Sint-Andries, Jacobus Stephanus van Parys. Die
vreesde echter een achteruitgang van het aantal kerkgangers in de parochiekerk
en weigerde. De bisschop volgde het advies van de parochiepriester en verbood
de vieringen.
Op sommige momenten
vonden er drie missen plaats, tot ergernis van de parochiepriester. Maar
uiteindelijk moest het genootschap toch inbinden. Het Concilie van Trente
(1545-1563) had de gelovigen zowat verplicht om in de eigen parochiekerk de
misvieringen bij te wonen. Omdat de bisschop hiermee een stok achter de deur
had, kon hij effectief ingrijpen.
Vooreerst werden alle
betrekkingen met de leden van het genootschap verboden en bovendien mocht er
anno 1750 slechts één mis meer gelezen worden op zon- en feestdagen en dit
enkel voor de kasteelheer en zijn familie. Het genootschap verdween
uiteindelijk.
In de jaren nadien
werd het erg rustig rond de kapel van 't Boompje. In 1781 werd het gebouw wel
wat anders georiënteerd. Opdat de kapel zou uitgeven op de dreef, verplaatste
men de ingang naar het oosten. Tijdens de Franse Revolutie bestonden er plannen
om de kapel af te breken. In 1812 kwam er een besluit om alle bijzondere
kapellen en bidplaatsen af te breken. Hiervan kwam niets in huis.
In de 19e eeuw
veranderde de kapel meermaals van eigenaar. Op 13 augustus 1816 verkocht de
laatste telg van de familie de la Coste, Jan de la Coste, het domein Ter Lucht
aan ridder Emmanuel-Louis van Outryve d'Ydewalle. Toen hij stierf in 1827, kwam
het zijn kleinzoon toe, Jules d’Hanins de Moerkerke, die het erfde als deel van
zijn vroeg overleden moeder van Outryve d'Ydewalle.
Jules d’Hanins de
Moerkerke overleed echter al op twintigjarige leeftijd en zo kwam "Ter
Lucht" toe aan zijn vader Julien d'Hanins de Moerkerke. Onder zijn hoede
herleefde de devotie voor het eerst sinds lang. In 1840 liet hij de kapel
grondig verbouwen en herstellen. Na zijn dood kwam het goed toe aan Emma
D'Hanins, uit Doornik, die het op haar beurt doorverkocht aan generaal Narcisse
Ablaÿ de Perceval, op 14 maart 1859.
Ook hij droeg de kapel
een warm hart toe. Vanaf 1859 vonden er voor het eerst een drietal misvieringen
plaats rond 8 september. Dan vierde men Onze-Lieve-Vrouw Geboorte en dat ging
gepaard met een kermis in de dreef van het kasteel. Op 8 januari 1885 werd het
domein aangekocht door ridder Auguste de Formanoir de la Cazerie (1852-1932),
die het overliet aan zijn zoon Alberic de Formanoir de la Cazerie (1882-1954).
Van de jaren 1900 tot nu
De volksdevotie duurde
tot het einde van de 19e eeuw. In het begin van de 20e eeuw raakte de kapel wat
in de vergetelheid. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vond er wel elke
zondagmiddag van augustus tot oktober een grote smeek- en boeteprocessie
plaats.
Vanaf de Tweede
Wereldoorlog kwam Onze-Lieve-Vrouw van 't Boompje weer in beeld. Op zondag 1
juni 1941 vierde de Sint-Baafs parochie de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van ’t
Boompje. Een jaar later schreef de bisschop van Brugge, Henricus Lamiroy, de
toewijding van elke parochie aan Onze-Lieve-Vrouw voor. De parochie
Sint-Andries blies daarom de eeuwenoude devotie van Onze-Lieve-Vrouw van ’t
Boompje nieuw leven in.
Op 15 mei 1942,
Hemelvaartsdag, hield men een grote bedevaart. Ter gelegenheid van die
bedevaart liet pastoor René Faict een devotieprent ter ere van Onze-Lieve-Vrouw
van ’t Boompje van Cornelis Van Caukercken heruitgegeven. Op 23 augustus 1942
ontstond er een soort broederschap, gesticht onder de naam Gild van Onze-Lieve-Vrouw
van ’t Boompje.
Naar aanleiding
daarvan liet pastoor René Faict een bidprentje ontwerpen. Ook het
bedevaartvaantje getekend door Guillaume Michiels (1909-1997) gaf de devotie
een nieuw elan. Op initiatief van Jos Deleu, onderpastoor van de Sint-Baafsparochie,
ontwierp ook Jules Fonteyne (1878-1964), toenmalig directeur van de Brugse
Kunstacademie, een devotieprentje.
Een andere grote
bezieler van de bedevaarten op dat moment was volkskundige Maurits Van
Coppenolle. Sint-Andries werd door de geallieerden bevrijd op 8 september en
Brugge op 12 september 1944. Aangezien de bevrijding samenviel met
Onze-Lieve-Vrouw Geboorte, flakkerde de devotie helemaal op. Tal van
bedevaarten werden gehouden naar de kapel.
Op 22 oktober 1954
stierf Alberic De Formanoir De La Cazerie en het kasteel bleef eventjes
onbewoond. In 1958 namen jonkheer Christian Van Caloen de Basseghem
(1911-2003), zoon van de zus van Alberic de Formanoir, en zijn echtgenote
Madeleine Gillès de Pélichy hun intrek in het domein.
De laatste grotere
bedevaarten vonden plaats op 24 mei 1992 en 21 mei 2000. Op 24 mei 1992 was er
een speciale viering ter gelegenheid van 50 jaar bedevaart naar Onze-Lieve-Vrouw
van ’t Boompje. Op 21 mei 2000 vond er opnieuw een bedevaart plaats, naar
aanleiding van 900 jaar Sint-Andriesparochie.
Nadien vonden elk jaar
kleine bedevaarten plaats en werd de kapel regelmatig bezocht door talloze
fietsers en wandelaars.
(Bron : Wikipedia)
(Bron : Wikipedia)
Het beeld Onze-Lieve-Vrouw van 't Boompje
Monument ter herinnering aan Maurits Van Coppenolle
aan de ingang van de kapel van het Boompje in Sint-Andries
aan de ingang van de kapel van het Boompje in Sint-Andries
Het beeldje van de Madonna en kind, dat ca. 35 cm hoog is, staat onder een gebeeldhouwde linde, in een marmeren nis. Onze-Lieve-Vrouw en Kindje Jezus dragen een damasten kleed. Onze-Lieve-Vrouw houdt een grote scepter vast in haar rechterhand en op haar linkerarm draagt zij Jezus, die op zijn beurt een wereldbol met kruis in handen heeft.
Het zeilschip dat in de kapel hangt
Het witmarmeren Mariamedaillon in het altaar van Pieter Pepers (1781)
Het altaar ligt in de westelijke apsis. Het oorspronkelijke altaar was gesitueerd in het zuiden van de kapel, maar in 1781 werd geopteerd om een altaar te bouwen aan de westelijke zijde. De beeldhouwer van het altaar was de Bruggeling Pieter Pepers, die ook het hoofdaltaar in de Brugse Onze-Lieve-Vrouwekerk maakte. Hij kreeg de opdracht van de familie De La Coste - Stappens
Het altaar uit 1781 vervaardigd door beeldhouwer Pieter Pepers. (Vandaag stond er een tijdelijk altaar voor omwille van de eucharistieviering n.a.v. Maria Geboorte (8 sept), vanouds de feestdag van de kapel.
Een oudste vermelding van de heerlijkheid "Ter Lucht" dateert uit 1577. In die periode werd het domein ook aangeduid op de Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus. In 1642 werd er een kasteel opgetrokken door Adrien de la Coste. In de nabijheid werd in 1664 de kapel Onze-Lieve-Vrouw van 't Boompje gebouwd. Ook op de Ferrariskaart uit de jaren 1770 staat het kasteel en het domein weergegeven.
In de tuin staat een merkwaardige paalsteen.
Bij de afbakening van de parochies Sint-Andries en Sint-Baafs werd deze steen daar geplaatst in 1625 .
Bij de afbakening van de parochies Sint-Andries en Sint-Baafs werd deze steen daar geplaatst in 1625 .
Ondanks de verbouwing van 1885 door August de Formanoir de la Cazerie, is in de westelijke vleugel van het huidige gebouw een gedeelte van van het kasteel op Sanderus tekening in zijn Verheerlykt Vlaendere herkenbaar
Boven de toegangsdeur hangt het schilderij De aanbidding door de drie koningen.
Het boekje van Maurits Van Coppenolle uit 1945
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.