In de Cordoeaniersstraat 13, een ongeluksgetal
inderdaad, woonde in 1510 een zekere Jan Claessens, deken van het gild der
kleermakers, samen met zijn twee dochters Siska en Wanne. Zijn grote, diepe,
houten huis reikte tot aan de Kraanrei. In die tijd was die reie nog niet
overwelfd zoals nu het geval is. Er was zelfs een aanlegsteigertje met een
bootje aan de achterzijde van het huis. Jan
was een rijk man en genoot veel aanzien onder de bevolking van Brugge.
Op zekere dag bood zich een vreemd heerschap bij hem
aan. Het bleek een heer van Spaanse afkomst en heette Satabrilla. Hij vroeg Jan
of hij twee kamers kon huren. Nu gebeurde het wel vaker dat vreemdelingen op
zoek waren naar een verblijfplaats. In Brugge waren gouden zaken te doen en dit
stadsdeel leefde van de vreemde zakenlui.
Twee kamers aan de achterkant waren nog vrij en de
Spanjaard kon in klinkende munt betalen. Dus was het zaakje snel beklonken.
Jan Claessens was blij met zulke rijke gasten. Dat verhoogde nog zijn aanzien. De
kamers waren prachtig gestoffeerd. De muren waren behangen met Corduaans leer
en de meubels kwamen uit de ateliers van de beste Brugse meesters.
Siska en Wanne hadden de vreemde sinjeur al eens eerder
in de straat gezien. Hij had hen dan zo stout in de ogen gekeken, dat zij rood
werden tot in hun mooie nekjes en giechelend in huis vluchtten.
.
Satabrilla installeerde zich als een Spaanse hidalgo. Hij
betaalde ruimschoots en stipt de huur van de kamers en bedacht de heer des
huizes met Griekse en Portugese wijnen van de beste kwaliteit. Voor de meisjes
waren er bedwelmende parfums. Nu was het altijd vette keuken geweest bij de
Claessens, maar sedert Satabrilla er logeerde hield men er feest na feest, en
steeds weer zorgde de gulle gast voor heerlijke hapjes. Hoe hij het allemaal
spartelvers hield, was voor iedereen een raadsel.
De enige die niet deelnam aan die uitbundige
smulpartijen was Pieter, de neef en leerjongen van Jan Claessens. Pieter was verliefd
op zijn nichtje Siska en de liefde was wederzijds. Maar tot een huwelijk was
het nooit gekomen. Jan Claessens had wel iets beter in gedachten voor zijn
oudste dochter. En in Brugge zegt men
nog steeds: "Neef en nicht vrijen dicht, maar trouwen niet licht."
Pieter wist van alles op te merken op het gedrag van
Satabrilla, en hij werd groen van jaloezie als hij Siska rond de Spanjaard zag
fladderen. Het onvermijdelijke gebeurde. Siska gooide haar lieve Pieter in de lappenmand,
en dat is een hele vernedering voor een … kleermakersgezel. Satabrilla maakte
zich maar vrolijk over de afgewezen vrijer. Hij vond Pieter een armoedige
kleermaker die niet eens wist hoe hij mooie meisjes het hof moest maken.
Siska en Wanne bleken zelf niet zo wantrouwig als de
jaloerse Pieter. Zij waren helemaal niet bang voor Satabrilla met zijn
kushandjes en zijn Spaans geflikflooi. Hij deed al het mogelijke om in hun
gratie te staan. Hij schonk hen kleurige linten en gouden oorbellen en Siska en
Wanne liepen de godganse dag opgetut als echte prinsessen. Je weet hoe ijdel en
eigenwijs meisjes kunnen zijn als ze het hoofd op hol gebracht worden.
Maar als een giftige slang sloop het bederf in de reine
hartjes van die twee frisse bloemen. Wanne begon haar werk in het huishouden te
verwaarlozen en Siska had noch oog noch oor meer voor Pieter.
Nochtans scheen de fameuze Satabrilla een tamelijk
regelmatig leven te leiden, hoewel hij op grote voet leefde, zich kleedde als een
fijne heer. Er was maar één ding dat erg bevreemdend was ... Hoewel hij nu al
zes maanden bij Jan Claessens inwoonde had hij nog nooit eens een andere broek aangetrokken.
Elke dag droeg hij dezelfde broek.
Claessens, die tenslotte kleermaker was, had zijn gast
al verscheidene keren een nieuwe broek aangeboden in ruil voor de rijke
geschenken waarmee hij de familie bedacht. Maar Satabrilla sloeg zijn aanbod
vriendelijk en met een zekere luchthartigheid af. Op de duur werd hij zelfs
kregelig toen zijn gastheer bleef aandringen.
Jassen, mantels, laarzen, hoeden en hemden had hij bij
de vleet. Maar elke dag weer trok hij dezelfde broek aan. Siska en Wanne kregen
er rare gedachten door. Dat was koren op Pieters molen. “Let maar op”, zei hij, “indien
jullie eens wisten wat hij ’s avonds allemaal uitspookt… Als jullie rustig naar
bed zijn stapt hij in het bootje achter het huis en vaart hij weg. En als het
allemaal eerlijke zaken zijn, die hij uitvoert, waarom doet hij het dan op zo'n
geheimzinnige manier?”
De volgende avond besloten de nieuwsgierige meisjes een
onderzoek in te stellen. Toen het elf uur sloeg op de Halletoren gleden zij
geruisloos uit hun bed. Zij gooiden een mantel om en slopen op de tippen van
hun tenen naar de kamer van Satabrilla.
De kamer was leeg ... Het bed ook. ..
“De boot is weg!”
fluisterde Wanne je geschrokken. Siska stak een kaars op. “En hier ligt zijn broek” antwoordde ze. Nu waren de beide meisjes
niet om een grapje verlegen en ze besloten Satabrilla’s broek weg te
moffelen. Giechelend voerden ze hun plan uit. Zij genoten reeds van zijn verlegenheid als hij
's anderendaags zou vaststellen dat zijn enige broek spoorloos verdwenen was.
De volgende morgen sloeg het zeven uur op het Belfort, maar
wie niet verscheen voor het ontbijt was Satabrilla. De hele ochtend liet hij op
zich wachten. Geen mens te zien. ‘s Middags verzamelden Siska en Wanne al hun
moed. Samen gingen ze schoorvoetend naar de kamer van hun gast. De kamer was leeg ... het bed was leeg ... alle
kasten waren leeg ... hun Spaanse Don Juan was met de noorderzon verdwenen.
Nu waren ze wel verplicht hun vader alles op te
biechten. “Maar hoe is het in godsnaam mogelijk!” foeterde Jan Claessens. “Is dit nog een grap? Twee deftige meisjes! Hoe
durven jullie de broek van een gast te verstoppen op jullie kamer?” Hij
werd er zelfs rood van ergernis en schaamte bij. De bedremmelde zusjes stonden
schuldbewust met het uitdagende kledingstuk tussen hen in.
“Geef hier!”
beval de vader. Als kleermaker kon hij niet nalaten de broek nader te onderzoeken.
De meisjes wendden zedig de blik af. “Maar
wat is dat?” hoorden zij hun vader verbaasd uitroepen. “Dat heb ik nu nog nooit gezien! Vooraan heeft
de broek geen gulp en ... achteraan is er een rond gaatje.” Jan Claessens had onmiddellijk begrepen dat de
eigenaar van de broek niemand minder kon zijn dan de duivel in persoon.
De kleermakersdeken gooide de broek vol afgrijzen in de
open haard. Een blauw vuur lichtte op. De vlammen knetterden oorverdovend. Boven de broek steeg plotseling een vurige bliksem
op, stinkend naar solfer en pek. Als een vlammend serpent schoot de bliksem uit
de haard. De gordijnen schoten in brand. De tapijten vatten vuur. De vlammen
likten langs het prachtig behang. En
voor Jan en zijn dochters goed bekomen waren van de eerste schrik, stond het
huis in lichterlaaie.
Alle drie vluchtten ze in paniek het huis uit. De
prachtige, houten herenwoonst brandde af van de kelder tot de zolder. Jan
Claessens was een rijk man geweest. Maar toen de brand eindelijk geluwd was en
de vurige slang met een hels geknetter kronkelend in de lucht verdween, was hij
zo arm als Job. Van zijn bezittingen bleef geen stuiver over. Alleen in de
uitgegloeide as van de haard vond men … de broek van Satabrilla.
Toen zei Pieter: “Meester,
ik hou nog steeds van Siska. Laat mij met haar trouwen en kom bij mij inwonen
tot ik het huis herbouwd heb.” Siska was maar al te blij toen haar vader
toestemde.
In 1518 liet een bakker het huis in steen herbouwen. Boven
de deur plaatste hij een gedenksteen met Siska en Wanne en de broek tussen hen
in. Als een rebus voor "'k Hou den Broek" liet hij er onder beitelen:
"dits in coudenbrouc. MVXVIII "
De gevelsteen "Dits in Coudenbrouc"
Zo heet het huis nog steeds. Als herinnering aan de
bliksem die het vorige huis vernielde creëerde de bakker een nieuw gebakje. Het
werd een echt succes in Brugge en ver daarbuiten. Hij gaf het de naam “éclair”
verwijzend naar de bliksemschicht die het hele huis in vuur zette.
(Voor de tekst is gedeeltelijk geput uit het boek van Johan Ballegeer)
(Voor de tekst is gedeeltelijk geput uit het boek van Johan Ballegeer)
Het huis ligt in één van de oudste kwartieren van de
stad. Enerzijds niet ver van de Burg en
anderzijds vlak bij het bedrijvige handelskwartier van het Sint-Jansplein. Meerdere rijke handelaar of ambachtsman moet
hier zijn woning gehad hebben. Wellicht
heeft hier vroeger inderdaad een houten woning gestaan zoals er destijds velen
waren in de stad. De gevelsteen illustreert de huisnaam en verwijst naar een pand
gebouwd in 1518, misschien het jaar dat het huis van hout naar steen
veranderde. Het dankt zijn naam wellicht aan een gelijknamige familie of bewoner.
Met wat verbeelding maakte de verteller er “ic hou den brouc” van verwijzend
naar de twee vrouwen in de gevelsteen die een broek vasthouden.
Gevelstenen werden ook geregeld gebruikt om een spreuk
af te beelden. Het opschrift ‘dits in coude-brouc’ herinnert aan de huisnaam
‘Coudenbrouc’, maar de afbeelding doet meer vermoeden en doet denken aan “De
Strijd om de Broek”. Hier tonen twee fiere vrouwen ostentatief dit mannelijke
kledijstuk bij uitstek en verwijzen meteen naar de macht die ze op de man
uitoefenen. Dit was een geliefd thema in de zestiende eeuw.
Vroeger had het pand een gotisch karakter en een
puntgevel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden op verschillende plaatsen
verspreid over het Brugse grondgebied voedselverdeelcentra voor noodlijdenden
opgericht. De stad Brugge zelf had haar eigen Stadswinkel aan de
Cordoeaniersstraat. Het opschrift op het raam vermeldt dan ook uitdrukkelijk
dat deze winkel enkel bestemd is voor de burgers van de stad. De lijstgevel van
dit huis dateert van 1820. Let ook even op de stootkarren en de mensenmassa
voor de deur van de Stadswinkel.
Foto uit 1916 (Brugse Beeldbank)
De
Cordoeaniersstraat
Deze straat werd genoemd naar de bewerkers van het
Corduaans leer. Oorspronkelijk zullen daar dus Corduaniers gewoond hebben. Het Corduaans leder, van geiten- en
bokkenvellen, is fijn glanzig leer met een gladkorrelig oppervlakte genoemd
naar de Spaanse stad Cordoba.
Een paar elementen uit deze legende zijn niet zomaar
uit de lucht gegrepen. De gastenverblijven en woningen met een aanlegsteiger
aan de Kraanrei zijn wel degelijk correct. De schrijver of verteller van de
legende kan zijn inspiratie over het bootje gehaald hebben bij de kaart van
Marcus Gerards uit 1562 waarop inderdaad een bootje te zien is dat aangemeerd
ligt aan de kade van de Kraanrei achter het huis Coudenbrouc.
De Cordoeaniersstraat op de kaart van Marcus Gerards uit 1562
Brugge was in die tijd een wereldstad en de draaischijf
van de internationale handel. Het is niet verwonderlijk dat vreemde handelaren
voor korte of langere termijn een verblijf moesten vinden. Aangezien hotels nog
niet echt bestonden logeerden de kooplieden vaak bij particulieren die een
aantal kamers in hun woning ter beschikking stelden.
Soms ontstond er zo’n vertrouwensband tussen gastheren
en vreemdelingen. Sommigen gastheren boden op de duur nog andere faciliteiten
zoals stapelruimte, of beheerden de geldzaken van hun gasten, zodat ze
uitgroeiden tot echte bankiers. De meest bekende onder hen is de familie
Vanderbeurze die hun naam gaf aan het beurswezen in Europa.
De familie Van der Beurse is onder die naam bekend
vanaf het begin van de 13de eeuw. De familie behoorde tot de patriciërs van de
stad. Enkele onder hen waren actief binnen het stadsbestuur en een paar onder
hen bereikten het hoogste ambt, dat van burgemeester van de schepenen. Ze bezat
een zijkapel in de kerk van de paters augustijnen. Voorts was ze eigenaar van
een aantal panden aan het Oude Beursplein: de Cleene Beurse (thans
gereconstrueerd), Ter Beurse (bewaard) en Ter Ouder Beurse (verdwenen) vormden
samen een complex van herbergen waar buitenlandse kooplieden verbleven.
(foto Rudy Vandeputte)
De familie Van der Beurze leefde adellijk, met onder
meer een nar in vaste dienst. Ze bezat lenen en heerlijkheden en nam deel aan
adellijk tijdverdrijf zoals aan de steekspelen van het ridderlijk gezelschap
van de Witte Beer. Ze namen deel aan veldslagen en sommige werden tot ridder
geslagen. Soms vielen ze in ongenade bij de heersers. In de latere generatie
werd men raadsheer van de Bourgondische hertog.
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.