Lang geleden, toen de
Gouden-Handrei nog het Sint-Gillisreitje genoemd werd, was het water van de
brugse reien nog zo zuiver dat het er krioelde van de vis. Baars, brasem, snoek, karper, blankvoorn, kolblei
en paling. Je hoefde maar een net of een lijn uit te werpen en enkele minuten
later had je al beet. Er werd dan ook veel gevist in de reitjes.
Maar, en dat was
algemeen geweten, van paling kon je maar beter afblijven. Paling heeft iets van
een slang. Daarenboven ligt hij het grootste
deel van de dag ingegraven, om ’s nachts tevoorschijn te komen. Het dier moest
dus wel van de duivel bezeten zijn. Er bestond een ongeschreven wet die verbood op paling te vissen. Je kon de duivel maar beter niet uit het water halen...
Nu was er een man, men
zegt dat hij uit Lissewege kwam, die zich van die wetten en tradities niet veel
aantrok.
Op een avond legde
hij een fuik in het Sint-Gillisreitje. De volgende ochtend haalde hij ze op vol kronkelende paling. Zijn ogen
glinsterden van plezier bij het aanschouwen van zoveel lekkere vis. Daar zou
zijn vrouw een lekker potje van maken. Ze zouden weer enige dagen niet hoeven te vrezen voor een hongerige maag.
Maar tot zijn
verbazing zag hij dat er ook een mooie, goudgele paling tussen de andere kronkelde.
Nieuwsgierig trok hij de fuik nog wat hoger om de paling op het droge te hijsen. Tot plots een sterke, gouden hand uit het water oprees. Die greep de man bij zijn enkel vast en sleurde hem mee in het water. Nooit heeft iemand nog iets van de arme stakker gehoord en sindsdien noemt men de inwoners van Lisseweg nogal spottend “ de palingvangers”.
Nieuwsgierig trok hij de fuik nog wat hoger om de paling op het droge te hijsen. Tot plots een sterke, gouden hand uit het water oprees. Die greep de man bij zijn enkel vast en sleurde hem mee in het water. Nooit heeft iemand nog iets van de arme stakker gehoord en sindsdien noemt men de inwoners van Lisseweg nogal spottend “ de palingvangers”.
Sindsdien kon men ’s
nachts in het licht van de maan, op die
plek, een blinkende gouden hand waarin een gouden paling kronkelde, uit het
water zien oprijzen.
Het was alsof de duivel zelve de vissers wilde waarschuwen niet meer op paling te vissen. Het kon ook niet, want sinds die dag verdween alle paling uit de Reien en ze is nooit teruggekeerd.
Het was alsof de duivel zelve de vissers wilde waarschuwen niet meer op paling te vissen. Het kon ook niet, want sinds die dag verdween alle paling uit de Reien en ze is nooit teruggekeerd.
Om te herinneren aan dat lugubere voorval heeft men een hand die een paling boven het water uit tilt, in arduin laten kappen. Die steen zit nog altijd aan de zuidkant van de brug, die sindsdien de Gouden-Handbrug wordt genoemd. En het Sint-Gillisreitje?
Die werd de Gouden-Handrei. En de Sint-Gillisnieuwstraete werd de Gouden-Handstraat.
foto Rudi Vandeputte
Het vangen van een gouden paling
Bestaan er gouden
palingen? Blijkbaar wel! Het vangen van een gouden aal of albino-aal is echter
een zeldzaamheid. Op
dinsdag 7 augustus 2012 trof Leo Hoogerwerf een goudgele paling aan in zijn
fuik op de Nieuwkoopse plassen. Het gevangen exemplaar woog zo’n 200 gram en
was 50 tot 55 centimeter lang. In 2011
werd ook al een gouden paling gevangen
door beroepsvisser Hoekstra uit Hindeloopen.
Bekijk hieronder de video van de vangst :
De Gouden-Handrei
De Gouden-Handrei is een
waterloop en een straat in Brugge. De rei loopt, als verlengde van de
Augustijnenrei, van de Torenbrug tot aan de Langerei. De gelijknamige straat
ligt op de zuidelijke oever. De Gouden-Handrei wordt overspannen door de
Torenbrug en de Gouden-Handbrug.
Oorspronkelijk heette
de Gouden-Handrei het "Sint-Gillisreitje", naar de in het noorden
aangrenzende Sint-Gillisparochie. Later, na 1700, werd de rei genoemd naar een
huis in de Gouden-Handstraat.
Op de kaart van Marcus Gerards uit 1562 is de Gouden-Handrei goed te zien. Ze heet Sint-Gillisreye
Op de kaart van Marcus Gerards uit 1562 is de Gouden-Handrei goed te zien. Ze heet Sint-Gillisreye
In de buurt van de Augustijnenrei en de Gouden-Handrei liep een natuurlijk waterloopje, dat lang beschouwd werd als de benedenloop van een beekje dat in Varsenare ontstond en Lane heette. Bodemonderzoek heeft aangetoond dat zo’n waterloopje effectief bestond, maar het verband met de Lane uit Varsenare is niet zeker.
We weten uit het
verslag van Galbert dat de Bruggelingen in 1127-’28 grachten hebben gegraven
ter verdediging van de stad . (“Brudgenses
fossatis novis circumdederunt se”).
Dit slaat vrijwel
zeker op het graven van de boog van de zogenaamde binnenreien: Gouden-Handrei,
Augustijnenrei, Speelmansrei en de (nu overwelfde) Poortgracht op het Zand.
Waar mogelijk zal het natuurlijke waterloopje in het nieuwe tracé
opgenomen zijn, terwijl de stukken die
buiten dat tracé vielen allicht gedempt werden.
Mogelijk kon het water,
en misschien voor een deel de bedding van het onooglijke beekje worden
gebruikt. In 1270 werd de Gouden-Handrei, samen met de andere binnenreien,
verdiept om er scheepvaart op mogelijk te maken.
De Gouden-Handbrug
De Gouden-Handbrug situeert zich op de plaats
waar de Gouden-Handrei uitmondt in de Langerei. Tot 1371 was dit een houten
brug waarna de Brugse meester-metselaar Jan Slabbaerd ze ombouwde tot een
natuurstenen brug.
Aan de linkerkant van de brug vind je dit eigenaardig torentje.
Aan de linkerkant van de brug vind je dit eigenaardig torentje.
De
Gouden-Handstraat
Vanaf het einde van de 13de eeuw kwam rond de
Sint-Gilliskerk een nieuwe wijk tot stand. De eerste omwalling van de stad had
daar een bredere rei voor de scheepvaart bruikbaar gemaakt, de Gouden-Handrei,
en parallel daarmee werd een weg aangelegd waarlangs huizen en stapelplaatsen
werden gebouwd.
Rond 1300 vindt men een eerste vermelding van de straat:
“in novo vico bachten Torre” of in de
nieuwe straat achter Torre. Torre was het huis van Jan van den Torre aan de
Torenbrug.
Een eeuw later was het Sint-Gillis Nieuwstraete
geworden.
Die naam bleef in gebruik tot rond 1700. In de straat stond een huis dat de naam De Gouden Hand had gekregen en dat stilaan ook dienst deed als naam voor de straat en voor de achter liggende rei. Tot de bewoners van de Sint-Gillisnieustraete behoorde onder andere de humanist Marcus Laurinus, die er Juan Luis Vives, Erasmus en Thomas More ontving. In de Gouden-Handstraat had baron Karel-Aeneas de Croeser zijn aanzienlijke winterwoning. Het is waarschijnlijk dat hij er, naast andere kostbaarheden, het Gruuthuse-handschrift bewaarde
.
Die naam bleef in gebruik tot rond 1700. In de straat stond een huis dat de naam De Gouden Hand had gekregen en dat stilaan ook dienst deed als naam voor de straat en voor de achter liggende rei. Tot de bewoners van de Sint-Gillisnieustraete behoorde onder andere de humanist Marcus Laurinus, die er Juan Luis Vives, Erasmus en Thomas More ontving. In de Gouden-Handstraat had baron Karel-Aeneas de Croeser zijn aanzienlijke winterwoning. Het is waarschijnlijk dat hij er, naast andere kostbaarheden, het Gruuthuse-handschrift bewaarde
.
Na het afwerken van het
Lam Gods retabel in 1430-1432 vestigde Jan Van Eyck zich definitief in Brugge,
waar hij o.a. enkele opdrachten voor het stadsbestuur uitvoerde. Hij kocht in 1432 een huis aan de zuidkant, vermoedelijk
ter hoogte van nummer 6. (?) Uit
de stadsrekeningen weten wij bijvoorbeeld dat de gepolychromeerde beelden die tot in 1800 de gevel van het stadhuis
sierden, van zijn hand waren. Hij zou tevens een atelier gehad hebben in de Gouden-Handstraat en overleed er in 1441.
Nu nog is het water van de Gouden-Handrei soms goudkleurig,
maar dat heeft met de weerspiegelingen in het water te maken.
Een gouden paling zal men er vermoedelijk niet meer zien.
maar dat heeft met de weerspiegelingen in het water te maken.
Een gouden paling zal men er vermoedelijk niet meer zien.
© Marc Willems (2014)
brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.