zondag 21 december 2014

De legende van bierkoning Cambrinus.

Telkens als ik in de Philipstockstraat kom kan ik niet nalaten aan nummer 19 een “Goeiedag”  te gaan zeggen aan koning Cambrinus.  Hij staat er, dag in dag uit, met een schuimende pint bier in de hand op de hoek van de straat. Hij beantwoordt mijn goeiendag telkens met “Kom binnen en zet u, wat ga  je drinken?” En zoveel gastvrijheid kan ik niet negeren …

Omdat de brouwers het zonder God moeten doen, kregen ze een koning, in de persoon van Cambrinus, een legendarische figuur die, schrijlings op zijn bierton gezeten, een bierpul in de hand houdt.  Over koning Cambrinus - ook als Gambrinus gekend - doen veel legenden de ronde.
Cambrinus, Philipstockstraat 19  te Brugge


De legende van Cambrinus en de duivel.

Lang geleden woonde in Brugge eens een leerling-glasblazer, Cambrinus. Iedereen mocht hem graag. Hij was erg knap, had een lief gezicht, helblauwe ogen en goudblond haar. Als hij op straat liep keken alle meisjes hem na.

Alle meisjes behalve één. Ze heette Flandrine, de dochter zijn rijke meester-glasblazer. Zoals Cambrinus de knapste jongen van Brugge was, zo was Flandrine het mooiste meisje van heel de streek. Telkens als hij haar zag ging het hart van de arme Cambrinus wat sneller slaan.
Arme Cambrinus? Jawel! Hij was een weeskind uit het armenhuis.

Omdat de titel van meester overging van vader op zoon kon Cambrinus zelf nooit meester worden. En daarom keek de mooie Flandrine niet naar hem om. Hij wist heel goed dat hij zich geen illusies hoefde te maken, maar zijn verliefdheid was sterker dan zijn onmacht. Op een dag wachtte hij Flandrine aan de poort van de glasblazerij op en zei haar zonder omwegen dat hij van haar hield.  

Maar Flandrine antwoordde: "Jij, wil jij me hebben arme schooier?  Ik trouw alleen met een meester, net zoals mijn vader en mijn grootvader zijn. Voordat ik met je zou willen trouwen, zou je minstens een kroon moeten dragen."  En toen liep ze hoogmoedig verder.

Omdat Flandrine hem zo afwees wou hij geen stap meer in de glasblazerij zetten.  Hij sloot zich op in zijn vervallen huisje en speelde de hele dag op een oude viool die hij nog van zijn vader gekregen had. Zo probeerde hij Flandrine uit zijn hoofd zetten.

Maar hoe meer hij probeerde haar te vergeten, hoe minder dat lukte natuurlijk. Hij was radeloos. Wat moest hij nu doen om aan de kost te komen? “Als ik geen glasblazer kan worden, dan moet ik het maar als straatmuzikant proberen”, dacht hij. En hij begon in het Blinde Ezelstraatje voor de mensen te spelen. Eerst lachten ze hem uit, want wie had ooit gezien dat een leerling-glasblazer straatmuzikant werd? Maar al spoedig kregen ze plezier in zijn muziek. Het duurde niet lang of Cambrinus werd een veel gevraagd muzikant. Zonder zijn viool was het nergens een echte bruiloft, doopfeest of kermis.

Tot hij op een keer speelde op een dansfeest aan het Pandreitje, en Flandrine daar plotseling ook verscheen.  Zodra hij haar zag begonnen zijn handen en voeten te trillen en zijn vioolspel veranderde in een afschuwelijk gekrijs, zodat de dansende mensen hem uitlachten. "Zeg eens idioot, wil je ons voor de mal houden?"  Ze wierpen hem allerlei verwijten naar het hoofd. Beschaamd vluchtte hij langs de Wollestraat naar de Philipstockstraat, waar hij woonde. Flandrine keek toe en lachte alleen maar minachtend.

Cambrinus schaamde zich zo vreselijk dat hij besloot een einde aan zijn ongelukkige leven te maken. Hij nam een lang stuk touw en ging naar één van de molens langs de vestinggracht. Hij bond het touw vast aan de trap. Net toen hij de strop om zijn hals legde stond daar plots, beneden aan de trap,  een vreemde man op bokkenpoten. Op zijn hoofd stonden kleine hoorntjes, uit zijn broek stak een lange staart en op zijn rug had hij vreemde vleugels…

Cambrinus schrok. Hij herkende onmiddellijk een gevreesd creatuur: de gevleugelde duivel. In zijn wanhoop raapte hij al zijn moed bij elkaar en riep: “Zelfs mijn ziel zou ik willen geven als Flandrine maar van mij zou houden.”

"Wat zeg je daar, Cambrinus? Je zou mij je ziel willen geven? Goed dan!” zei de duivel,  “als je geen geluk hebt in de liefde, dan zal je gelukkig zijn in het spel. Waar je ook speelt zal je winnen. Maar op één voorwaarde: je moet mij je ziel geven. Over dertig jaar kom ik die halen." Cambrinus kwam van de trap af en stak zijn rechterhand uit: "Afgesproken!"

Vanaf die dag ging het hem echt voor de wind. Eerst probeerde hij zijn geluk in het boogschieten. In Vlaanderen organiseerde men in vele dorpen en steden wedstrijden in het boogschieten en de beste schutters konden waardevolle prijzen winnen. Cambrinus kocht een pijl en boog en probeerde zijn geluk. De ene pijl na de andere schoot hij precies in de roos. Het duurde niet lang of hij was de beste schutter van Brugge en werd koning van de boogschutters.
Daarna probeerde hij zijn geluk met gokken en kaartspelen. Op korte tijd won hij duizenden dukaten en werd al gauw stinkend rijk.

Maar ook dat hielp hem niet over zijn ongelukkige liefde heen. Hij werd er nog steeds door gekweld. “Nu ik rijk genoeg ben wil Flandrine misschien met mij trouwen…” dacht hij. Op een dag klopte hij aan bij zijn geliefde en bekende haar dat hij nog steeds zielsveel van haar hield. En weer vroeg hij of ze hem wilde trouwen.

"Je geld kun je houden," lachte Flandrine trots, "ik zeg je nog eens, bij al je rijkdom zal je eerst nog een hertogs- of koningskroon moeten dragen! Als je die hebt kun je terugkomen! Maar voor die tijd wil ik je niet meer zien!" En toen gooide ze de poort voor hem dicht. Daar stond hij dan in de kou.

Dit was teveel voor de arme Cambrinus. Hij had zo gehoopt dat het geld hem zou helpen, maar nu had het geen waarde meer voor hem. Eerst dacht hij dat hij van verdriet zou sterven, maar toen dat niet gebeurde, besloot hij toch een einde aan zijn leven te maken. Hij nam een lang touw, ging weer naar de molen aan de Kruisvest, bond het touw vast aan de trap en stond op punt te springen toen daar plots weer de gevleugelde duivel verscheen.

"Kan ik iets voor je doen?” vroeg de duivel.

"Het geluk in het spel heeft mij niet geholpen, Flandrine wil me niet, hoewel ik nu toch rijk ben. Als je er niet voor kunt zorgen dat ze van mij gaat houden, zorg er dan voor dat ik haar vergeet. Je krijgt toch mijn ziel…”

"Goed”, zei de duivel, “ ik zal je iets geven waardoor je haar zal vergeten. Kijk daar eens!" De duivel wees met zijn hand, en waar vroeger bomen hadden gestaan, was nu een groot veld met een rij hoge palen, waar onbekende planten omheen groeiden.

"Wat is dat?" vroeg Cambrinus.

"Dat is hop," antwoordde de duivel. "Dat zijn planten, die jou van je ongelukkige liefde kunnen verlossen. Kom maar kijken."

Cambrinus wist niet of hij waakte of droomde. De duivel nam hem mee naar een brouwerij waarin allemaal ovens, vaten en ketels stonden. Daartussen liepen mannen. "Deze mannen brouwen uit gerst en hop een zeldzame drank. Die drank heet bier. Hier heb je een glas vol, probeer maar eens!" zei de duivel. Cambrinus nam het glas dat tot aan de rand toe gevuld was met een goudkleurig vocht met een witte schuimkraag op. Hij nam eerst een slokje en dronk daarna het glas in één teug leeg.

"Wat zeg je ervan?" vroeg de duivel, "ben je tevreden?"

"Ik ben tevreden”, zei Cambrinus, “maar zeg me ook hoe ik de mensen die me uitlachten kan betaald zetten!”

De gevleugelde duivel begon te lachen en zei: "Speel op je viool! Als je speelt  zal iedereen net zo lang blijven dansen tot je er mee ophoudt."

Cambrinus was geweldig blij: "Nu zal er niets meer aan mijn geluk ontbreken. Bedankt, duivel!"

De duivel grijnslachte: "Mij hoef je niet te bedanken. Alles heb je met je ziel betaald. Over dertig jaar kom ik ze halen!"

En toen verdween hij als de damp op het water en met hem verdween ook de bierbrouwerij. Cambrinus dacht dat hij alles had gedroomd. Maar de zeldzame hopplanten waren er nog. Aan zijn voeten lagen er nog een heleboel. Hij nam ze mee naar huis, waar hij een brouwerij bouwde zoals hij had gezien. Nog voor de hop rijp geworden was stond er een prachtige brouwerij, met alles wat erbij hoort.

En zijn tijd kwam. Het eerste brouwsel was eindelijk klaar. Toen de vaten gevuld waren met bier liet hij ze naar het marktplein brengen waar net de jaarmarkt gehouden werd. Cambrinus bood iedereen een slok van zijn zeldzame drank aan. Maar de mensen lustten zijn bier niet, want ze dronken enkel water en wijn.

Toen er op het marktplein een heleboel mensen verzameld waren begon hij op zijn viool te spelen. Nauwelijks klonken de eerste tonen of de mensen konden hun voeten niet meer stilhouden en ze begonnen te dansen. Ze dansten de hele middag. Eerst hadden ze er plezier mee en lachten ze, maar na enkele uren werden hun voeten en benen zo moe dat ze Cambrinus smeekten om ermee op te houden.

Maar hij bleef maar doorspelen en de mensen bleven verder dansen. Ze  kregen een vreselijk droge keel van het dansen. Ze riepen: "Drinken, drinken!"

Pas toen stopte Cambrinus met spelen en de dansers wierpen zich op de gevulde bierkruiken. Nu vond iedereen het bier heerlijk. Ze riepen eenstemmig: "Nog meer! Nog meer!"

En toen ze zich vol hadden gedronken, begonnen ze vanzelf weer te dansen. En ze hielden pas op toen het nacht werd. Zo werd Cambrinus in één nacht beroemd. Het succes van zijn zeldzame drank ging als een lopend vuurtje door het land. Uit alle hoeken van Vlaanderen kwamen de mensen naar Brugge om het bier te proeven.  De mensen noemden hem de ‘koning van het bier’. Sinds hij de toverdrank van de hop dronk ging zijn liefdesverdriet langzaam maar zeker over. Bij een kruik schuimend bier vergat hij Flandrine, tot ze helemaal uit zijn gedachten verdwenen was.

Nu begon Flandrine zelf verdriet te krijgen. Ze had er op stiekem op gehoopt tot hij haar toch nog zou komen halen, en omdat hij niet kwam ging ze zelf naar hem toe. Hij zat achter de tafel met de gevulde bierglazen voor zich maar hij herkende haar niet meer.

Flandrine bleef tot aan haar dood alleen en te laat had ze er spijt van dat ze zo trots geweest was. Maar Cambrinus had nergens meer spijt van. Hij zorgde alleen nog maar voor zijn veld van hopplanten en zijn brouwerij, of hij zat op een bierton met een glas schuimend bier en genoot ervan dat de mensen met hem meedronken. Aan de gevleugelde duivel dacht hij al lang niet meer.

Maar toen de dertig jaren voorbij waren stond de duivel plotseling weer voor Cambrinus. "Kijk eens wie we daar hebben, de duivel," lachte Cambrinus en hij begon op het viool te spelen om de duivel met muziek te begroeten.

Nauwelijks hoorde de duivel de muziek of hij begon, zonder het zelf te willen, te dansen. "Hou op, Cambrinus," riep de duivel, maar Cambrinus hield niet op en de duivel moest verder dansen. "Hou op, Cambrinus, je hoeft je belofte niet na te komen!"  

En zo werd Cambrinus in alle rust en vrede bijna honderd jaar. Tot aan zijn dood brouwde hij zijn bier en speelde hij op zijn viool.

Op de hoek van het huis in de Philipstockstraat, waar hij woonde, heeft men toen een beeld van hem geplaatst. En de gevleugelde duivel?... Diens beeltenis heeft men ook in de gevel gezet. Kijk maar eens naar omhoog als je er voorbij komt. Hij staat helemaal in de top van de gevel.

De gevleugelde duivel 

De gevleugelde duivel



Over deze legende.

Deze legende komt in vele varianten voor, ook in andere landen. Vaak gaat het om een jongeman die, om zijn liefdesverdriet te vergeten, in ruil voor zijn ziel van de duivel het geheim van het brouwen krijgt. In de Franstalige legenden gaat het meestal om het dorpje Fresnes-sur-Escaut. Wij hebben de vrijheid  genomen om de legende naar Brugge te vertalen.

Charles Deulin schreef in 1868 het verhaal " Cambrinus, Roi de la Bière" waarin Cambrinus een deal sluit met de duivel. Deulin was een Franse schrijver en journalist die elementen van de Europese folklore introduceerde in zijn werk. Het succes van "Cambrinus, Roi de la Bière"  leidde in 1874 tot de publicatie van ” Contes du roi Cambrinus”, een serie kortverhalen over Cambrinus.  Deulin laat Cambrinus op een beiaard spelen i.p.v. een viool. Ook vindt Belzeebub, de duivel, bij Cambrinus’ dood geen ziel maar enkel nog een biervat terug.
Zie: http://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k57257110




Koning Cambrinus op de hoek van Taverne Cambrinus
Philipstockstraat 19 te Brugge

Huis De gevleugelde duivel



Over Cambrinus doet nog een andere legende de ronde :

De legende van Cambrinus en het reusachtige biervat.

Er werd eens een wedstrijd georganiseerd door een groep brouwers die een sterk en moedig man als hun leider wouden aanstellen. De wedstrijd bestond uit het verzetten van een gigantisch vat bier en iedereen mocht deelnemen.

Na vele pogingen bleek niemand in staat te zijn het vat ook maar in de buurt van de eindstreep te krijgen tot Gambrinus een originele oplossing voor het probleem bedacht. In plaats van het vat vol bier te verplaatsen, liet hij zijn bediende een kraantje plaatsen en ging eronder liggen.
Nadat hij het hele vat had leeggedronken, was het heel wat makkelijker te verzetten en zo won hij de wedstrijd moeiteloos. De brouwers, sterk onder de indruk van zijn slimme trucje, riepen Gambrinus meteen uit als hun leider en als koning van het bier.

Gambrinus, vaak vernoemd in studentenliederen, is gekend als de Koning van het bier in België, Nederland en Duitsland, alsook in andere Europese landen…


Koning Gambrinus (ook Cambrinus)


Wie was Cambrinus?

Men weet niet precies waar de naam Cambrinus (of Gambrinus) vandaan komt. Er zijn verschillende hypothesen.

Gambrinus is mogelijk een verbastering van ’Jan Primus’. In de vroege middeleeuwen leefde er in het hertogdom Brabant een hertog genaamd Jan I (Jan de Eerste), die bekend stond als een levensgenieter en minnaar van muziek, zang en dichtkunst. Onder dat levensgenieten viel ook de liefde voor bier en hij zorgde er dan ook voor dat bierbrouwers en handelaren in bieringrediënten niet meer (zoals voordien wel het geval was) werden belast. Daardoor ontstond er in Brabant en ook in Limburg een bloeiende biercultuur, die bekend werd tot ver over de grenzen van Brabant en limburg.


Hertog Jan Primus


In Brabantse volkslegenden leeft hertog Jan  voort als een populaire, gulle en goedlachse vorst die graag in het gezelschap van eenvoudige lieden genoot van spijs en drank. Op zekere dag, na een glansrijke overwinning, nodigde Jan Primus alle edelen uit om een goede afloop te vieren. Hijzelf trok tijdens het feest naar de binnenplaats waar zijn soldaten en knechten aan het fuiven waren. Om die ruwe bonken te kunnen toespreken beklom hij een stapel tonnen en ging schrijlings op de bovenste zitten. Met een schuimende kruik bier in zijn hand nam hij het woord en besloot met een flinke toast op zijn land en de gezondheid van zijn volk. Zo ging hij de legende in.

Anderen brengen de naam Cambrinus in verband met hertog Jan zonder Vrees (ook wel Ganbrinius genoemd). Hij stichtte in 1409 de ‘Orde van de Hop’, gewijd aan de nagedachtenis van van hertog Cambrinus van Brabant (ook wel koning van het bier genoemd) en het genot van alcohol.

Over de oorsprong van de naam Cambrinus doen nog een aantal andere hypothesen de ronde: Een Duitse volksstam, gekend als ‘Gambrivii’ en vermeld door de Romeinse historicus Tacitus, zou ook aan de grondslag liggen van de naam.

Een andere versie vertelt dat hij de heer was van Cambrai (nu gelegen in Frankrijk, maar voordien een deel van Vlaanderen, gekend als ‘Kamerrijk’) en dat Cambrinus de Latijnse versie zou zijn van zijn titel.

Sint-Arnoldus : van brouwerszoon tot patroonheilige van de brouwers.

Sint Arnoldus is de schutspatroon van de brouwers. Maar wie was die Arnoldus nu eigenlijk ?
Arnold werd geboren in 1040 in Tiegem, een rustig Vlaams dorpje tussen Leie en Schelde. Hoewel van adel, was zijn vader een vermaard brouwer in de streek van Oudenaarde. Het ene sloot dus geenszins het andere uit. Feit is dat Arnold al vroeg de geheimen van een goed brouwsel leerde kennen.

Op een mooie morgen zag hij echter ’het ware licht’. Hij keerde zijn rijke bestaan de rug toe, zwierf door West-Europa en strandde als monnik in de abdij van Sint-Medard te Soissons. Hij werd er abt en in 1081 werd hij zelfs tot bisschop benoemd. In de herfst van zijn leven trok hij zich terug in de door hem gestichte abdij in Oudenburg, waar hij in 1087 overleed.

Zoals het een heilige past, werd hem later enkele mirakels toegeschreven. Toen de pest lelijk huishield in Vlaanderen en het water besmet was, stak hij zijn staf in de brouwketel. Alle pestlijders, die van dit brouwsel dronken waren op slag genezen. De brouwers vieren Sint Arnoldus op 18 augustus. Vroeger werd zijn beeld dan in de brouwerij op een tafel gezet en met een krans versierd.


Het Arnolduspoortje herinnert nog aan het poortgebouw van het Fraeyhuis
van de familie Fraeys de Veubeke.
Het beeldje boven de poort is van de brugse kunstenaar Jan Franck en is gewijd aan Sint-Arnoldus
naar de patroonheilige van de brouwers.
Het poortje gaf immers uit op de toenmalige brouwerij "Du Lac".



Brasserie Cambrinus  te Brugge.

Bierbrasserie Cambrinus is gelegen in het hartje van het prachtig historisch en toeristisch Brugge, net om de hoek van de Grote Markt, in de Philipstockstraat nummer 19.

In dit historisch gebouw, daterende van 1699, is Cambrinus tweemaal geportretteerd. De eerste keer als aan standbeeld,  met en schuimende bierpot in de hand, op de hoek van de voorgevel. De tweede keer gegraveerd in een prachtig melkvenster, dat zich aan de zijkant van het gebouw bevindt, en ditmaal vergezeld van een vrouw.




Ondanks het feit dat hij zich tweemaal vertoont in het gebouw, bestaat er geen enkel bewijs dat dit huis voordien naar hem vernoemd werd, alhoewel de taverne reeds heel lang bestaat.
De taverne biedt een rijk assortiment Belgische bieren aan en dit met een totaal van meer dan 400 verschillende soorten. Tijdens het degusteren van het bier kan men tevens van verzorgde gerechten genieten. 




Brouwerijen in Brugge.

We weten dat in de bloeitijd der Middeleeuwen bij een telling in 1441, binnen de stadsmuren van Brugge 54 brouwerijen waren. Daaronder vielen ook de stadsbrouwerijen waar de gewone man zijn eigen bier kon brouwen.  Vanaf de 17de eeuw slonk het bierverbruik drastisch, mede door de ontdekking van de koffie en thee.

Het zou ons binnen het bestek van deze legende te ver leiden om alle brouwerijen te bespreken. Daarvoor verwijzen we naar andere bronnen. Enkele mogen echter niet ontbreken.

Brouwerij Den Arend

Nabij de Carmersbrug bestond in 1553 de brouwerij Den Arend, waarschijnlijk een vervolg op een uitbating die eerder bestond in de Noordzandstraat onder de namen Zevensterre en later Den Blauwen Arend. Vanaf begin 19de eeuw was de familie De Meulemeester eigenaar van deze brouwerij. Zoon Léon trouwde met Virginie Verstraete, een dochter van de eigenaars van de Brugse Gistfabriek die later overgenomen werd door de Koninklijke Nederlandsche Gist- en Spiritusfabriek uit Delft.

De productie bestond voornamelijk uit pils- en witte bieren en zorgde voor uitbreiding in de onmiddellijke omgeving: de Carmersstraat, de Sint-Annarei, de Korte Blekerstraat, de Elisabeth Zorghestraat, de Ropeerdstraat en de Potterie. Hele huizenblokken gingen tegen de grond en sommige straten verloren hun openbaar karakter. De Arend of Aigle in Brugge was één van de eerste brouwerijen in België die het lage gistingsproces toepaste en zo mede het pilsbier populair maakte. De pils werd verkocht onder de naam BAB-Pils en Aigle-Pils. Een deel van de productie werd na de Tweede Wereldoorlog gebrouwen in de Brouwerij Krüger in Eeklo.


Brouwerij Du Lac

Brouwerij Du Lac was een bierbrouwerij opgericht op 24 september 1919 in de Belgische stad Brugge. Het was een coöperatie tussen 43 verschillende brouwers, waaronder onder andere Brouwerij 't Hamerken, Brouwerij Drie Monniken, Brouwerij De Cop, Brouwerij De Zwaan, Brouwerij Wante en Brouwerij De Meermin, allen uit Brugge, Brouwerij De Leeuw uit Aartrijke en andere, meestal uit de provincie West-Vlaanderen. De samenstelling van de leden werd trouwens dikwijls gewijzigd.

Du Lac was geïnstalleerd in maalderij van Hendrik Macqué aan de Katelijnevest. Door de verbouwingen van 1900 door Oscar De Breuck had het eerder het uitzicht van een kasteel dan van een bedrijfsgebouw. Het had een lang verleden dat terugging tot 1481, toen het nog de Hongersnoodmolen heette.


Brouwerij Du Lac (beeldbank Brugge)


Brouwerij De Halve Maan

Het stadsregister vermeldt reeds in 1564 het bestaan van een brouwerij Die Maene aan het Walplein.

In juli 2005 lanceert de brouwerij ‘Brugse Zot’, een bier dat ontwikkelt is volgens een unieke receptuur en gebrouwen in de Brugse binnenstad.  ‘Brugse Zot’ wordt het enige echte Brugse stadsbier! Door de toenemende populariteit moet Brouwerij De Halve Maan haar capaciteit meermaals uitbreiden. De bottelarij in het Brugse Waggelwater is hier een mooi bewijs van.
Meer informatie over de geschiedenis van brouwerij De Halve Maan op: http://www.halvemaan.be/nl/home/historiek




Brouwerij De Gouden Boom

De Gouden Boom is gelegen in de oude binnenstad van het historische Brugge waar een zekere Jan Hugheins bier brouwde sinds 1455. Generaties lang is er afwisselend een brouwerij, dan weer een stokerij.

Jules Vanneste koopt het gebouw dat in die tijd nog stokerij ‘t Hamerken huisvest in 1872. In 1889 zet hij de stap om de stokerij definitief te verbouwen tot een brouwerij. Al snel zijn de hogegistingsbieren van ‘t Hamerken een begrip in de Brugse regio. In 1983 krijgt de brouwerij de naam De Gouden Boom. Deze naam verwijst naar het huwelijk van Margaretha van York met Karel de Stoute in 1468, waar de winnaar van het riddertornooi een Gouden Boom – het Brugse stadssymbool – meekreeg als trofee.

Het beschermde mouterijgebouw van de oude brouwerij in Brugge werd geïntegreerd in een nieuwbouw woonproject. De productie van de Brugse stads-en abdijbieren werd in 2004 om milieutechnische redenen overgebracht naar de hogegistingsbrouwerij PALM, die de traditie verderzet.
Meer informatie op  : http://www.palm.be/nl/degoudenboom

Brouwerij Fort Lapin

Brouwerij Fort Lapin is een Belgische artisanale brouwerij in Brugge De naam van de brouwerij verwijst naar de plaats Fort Lapin waar de brouwerij zich bevindt. De brouwerij werd opgericht door Kristof Vandenbussche in 2011. Als zaakvoerder van een koeltechnisch bedrijf en na jarenlang proefbrouwsels te maken als hobbybrouwer nam hij het besluit om een brouwerij op te starten. De volledige brouwinstallatie is een eigen creatie. Het is de tweede brouwerij op het grondgebied Brugge. Begin 2012 werd het eerste bier Fort Lapin 8 op de markt gebracht.

Bourgogne des Flandres

Bourgogne des Flandres bestaat reeds sinds 1911. Toen werd het gebrouwen door de familie Van Houtryve. In 1957 ging het over naar de verwante familie Verhaeghe. Deze begon later met de productie van Duchesse de Bourgogne. Begin jaren ’90 kwam Bourgogne des Flandres in handen van brouwerij Timmermans in Itterbeek, een deelgemeente van Dilbeek. De naam “Bourgogne” verwijst naar de Bourgondische tijd waarin Brugge op de voorgrond stond. Op het etiket prijkt het Brugse belfort.

Het Brouwerijmuseum te  Brugge

Het Brouwerijmuseum in Brugge werd in 1990 gesticht door de vzw voor brouwerijgeschiedenis 't Hamerken, opgericht in 1988 met als doel het behoud en de bescherming van het Brugs brouwerijpatrimonium. Sinds 2005 is het museum gelegen in een kelderverdieping van brouwerij De Halve Maan aan het Walplein.

’t Haemerken vzw voor brouwerijgeschiedenis

http://www.janzalhetweldoen.be/hamerkenvzw/
Boek Brugse bierhistories : http://www.janzalhetweldoen.be/hamerkenvzw/brugse_bierhistories


Het biermuseum “The Beer Experience”

Biermuseum te Brugge, meer info op de website:


Brouwerij Aigle-Belgica 
(Beeldbank Brugge)

Brouwerijj aan de Rozenhoedkaai
(Beeldbank Brugge)

Brouwerij Den Os - Le Boeuf  - Raamstraat
(Beeldbank Brugge)

Brouwerij Van Caillie - Oude Zak
(Beeldbank Brugge)

Brouwerij 't Zweerd - Engelstraat
(Beeldbank Brugge)

© Marc Willems (2014)
Brugse.legenden@gmail.com

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.