Het is een
druilerige herfstdag in Carrara, die 19de oktober 1503. De 28-jarige
beeldhouwer Michelangelo Buonarroti heeft net vernomen dat zijn goede, oude
vriend Francesco Todeschini Piccolomini gisteren overleden is, minder dan een
maand na zijn verkiezing tot Paus, Pius III.
De overleden paus
was een neef van Pius II, en hij was een hervormingsgezinde figuur geweest binnen
het college van kardinalen. Hij had openlijk geprotesteerd tegen de politieke
intriges van zijn voorganger Alexander VI. Officieel heet het dat hij overleden is aan
een beenzweer, maar algauw doet het gerucht de ronde dat hij vergiftigd is…
In gedachten is
Michelangelo bij zijn overleden vriend. Hij is speciaal naar Carrara gekomen om
een stuk marmer uit te kiezen voor een beeld dat de overleden paus in 1501 bij
hem besteld had. Het moet een Madonna met kind voorstellen en is bedoeld voor het altaar van
de Cattedrale di Santa Maria Assunta in Sienna, als herinnering aan zijn oom
Paus Pius II. De jonge beeldhouwer heeft al een goed idee van hoe het beeld er
zal uitzien. In zijn atelier in Florence
liggen al enkele schetsen en voorstudies klaar. Maar zal de aankoop onder de
opvolger van de overleden paus nog wel doorgaan…?
Het is nog zeer warm in Florence die septemberdag 1504.
De hele zomer is het bloedheet geweest. Zelden heeft men zo’ mooie zomer
meegemaakt. Michelangelo Buonarroti wrijft zachtjes met de palm van zijn hand
over het hoofd van de Madonna met Kind. Het marmer voelt koud aan. Het is een
prachtig beeld geworden. De beeldhouwer heeft er zijn nieuwe kijk op de
vormgeving in gedemonstreerd. De pauselijke adviseur, architect Donato Bramante,
is net vertrokken. Hij kwam in opdracht van de nieuwe paus, Julius II, naar het
atelier om het beeld te bekijken vooraleer een beslissing over een aankoop te
nemen.
De jeugdige Michelangelo heeft weliswaar met zijn
‘Piëta’ al een staaltje van zijn kunnen afgeleverd, en zijn ‘David’ is ook zo
goed als klaar, maar de pauselijke adviseur was allerminst lovend geweest. Deze
voorstelling van het thema ‘Maria met Kind’ wijkt dan ook totaal af van de
manier waarop het door de vroegere meesters werd gebeeldhouwd of geschilderd.
“Wat heb je nu
gemaakt?”, foetert Bramante. “Het
kind is veel te groot gebeeldhouwd. Daarenboven neemt de Moeder Gods het kind
niet liefelijk op de arm. Ze lijkt het kind wel achteloos los te laten. Moeder
en kind neigen niet eens liefdevol naar mekaar. Er is geen enkele vorm van
contact! De figuren lijken een afzonderlijk bestaan te leiden…”
Michelangelo antwoordt dat ze onafscheidelijk verenigd
zijn in de gesloten eenheid van het marmeren blok, evenals door de handdruk van
Moeder en Kind, en de geborgenheid van het Kind in de plooien van de mantel.
Maar Bramante heeft geen oren naar zijn argumenten.
“En
kijk eens naar Maria’s gelaat! Ze lijkt wel totaal afwezig! Ze heeft geen enkel
oog voor het Kind en staart in het ijle. Dit beeld kan geen enkele gelovige beroeren.”
De beeldhouwer wil uitleggen dat uit het ietwat
apathische gelaat een onbestemde weemoed schijnt, alsof het op een aangrijpende
wijze uitdrukking geeft aan het ondraaglijke besef van Jezus' toekomstige
verlossende offerdood, en tegelijk aan de moeizaam verworven berusting in die
onontkoombare voorbeschikking. Maar de pauselijke adviseur smoort zijn woorden
in de kiem.
“Het
Jezuskind kijkt niet eens naar de gelovige aanbidder!” Het kijkt - net als de maagd
Maria - omlaag! Hoe kan een mens zich in gebed tot zo’n misbaksel wenden…”
Het is al voorjaar 1505 als de paus, Julius II,
Michelangelo naar Rome roept. Voor de vervaardiging van zijn grafmonument meent
de paus dat Michelangelo de meest geschikte kandidaat is. De jonge beeldhouwer - hij is op dat ogenblik
30 jaar - heeft al furore gemaakt met enkele meesterwerken: de Piëta, de David,
de beelden van Petrus en Paulus op het Piccolomini-altaar… Voor zijn eigen
praalgraf wil Julius II iets wat nog grootser is: een kolossale Mozes. Maar al
gauw blijkt dat de verbouwing van de Sint-Pietersbasiliek door Bramantes de
voorrang krijgt, en dat de fondsen op zijn. Ontgoocheld keert Michelangelo naar
Florence terug. Over de Madonna met Kind heeft de paus met geen woord gerept.
Op dat ogenblijk verblijven Giovanni
en Alessandro di Moscheroni in hun bijhuizen in Florence. Zij behoren tot een
rijke Brugse familie van lakenhandelaren, in een tijd dat Brugge op het toppunt
van haar economische bloei staat. Jan en Alexander van Moeskroen (van Moscron),
zo heten ze feitelijk, hebben ook al gehoord over de geniale beeldhouwer. Ze
zijn benieuwd of hij voor hen een beeld zou kunnen maken dat bedoeld is voor de
Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge. Een beeld dat nog betaalbaar is, want op korte
tijd heeft de naam en de faam van Michelangelo zich tot ver buiten Italië
verspreid.
Het is een zwoele dag geweest die 13de
augustus 1506. Een zwaar onweer heeft de hitte verdreven en een deel van de
straten van Florence onder water gezet. Michelangelo Buonarroti herleest nog
eens de brief van Giovanni Balducci die hij vandaag heeft gekregen: “Ik vermoed dat Francesco de Pugliese een
gelegenheid zal hebben om het beeld naar Viareggio te zenden en van Viareggio
naar Vlaanderen... naar Brugge, aan de firma Giovanni en Alessandro di Moscheroni
en Co, als hun bezit”.
Michelangelo is tevreden. Hij heeft hun het beeld voor 4000 florijnen verkocht. Het is het eerste beeld van hem dat Italië gaat verlaten.
'Madonna met Kind' - O.L.-Vrouwekerk Brugge
Michelangelo Buonarroti
Michelangelo is tevreden. Hij heeft hun het beeld voor 4000 florijnen verkocht. Het is het eerste beeld van hem dat Italië gaat verlaten.
Enkele weken later komt het beeld, ingepakt in een
houten kist en beschermd met stro te Brugge aan. Jan en Alexander van Moeskroen
zijn in hun nopjes. Ze zijn in het bezit van een kunstwerk van een man die al
tijdens zijn leven een legende is. Niemand heeft hen dat bravourestukje ooit
voorgedaan. In 1514, precies vijfhonderd jaar geleden, schenken ze het beeld
aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge.
Tegelijk laten ze bepalen dat ze voor het altaar waar
het beeld staat willen begraven worden. Hun grafsteen is daar nog steeds te
zien. Ten eeuwigen dagen rusten zij aan de voeten van het pronkstuk dat zij
vijfhonderd jaar geleden zelf van de grote meester hebben gekocht.
de grafsteen van de familie van Moscron (van Moeskroen)
Over
deze legende
De personages in deze legende hebben echt bestaan, maar het Piccolomini-verhaal is ondertussen naar het rijk der fabelen verwezen. De legende is niet echt gebeurd.
In 1942 opperde een kunsthistoricus, Wilhelm Valentiner, de idee dat de Brugse Madonna deel uitmaakte van de Piccolomini-opdracht. In die tijd werkte Michelangelo in opdracht van de kardinaal van Sienna, Francisco Piccolomini, de latere paus Pius III. Voor de kardinaal moest hij vijftien marmeren beelden maken voor het familiealtaar dat zich nog steeds in de kathedraal van Sienna bevindt. Het contract uit 1501 stipuleerde dat de opdracht binnen de drie jaar moest geklaard worden. Het werk sleepte echter jaren aan en uiteindelijk leverde Michelangelo slechts vier beelden.
De hypothese dat het Madonnabeeld bedoeld was voor de nis bovenaan het Piccolomini-altaar houdt echter geen stand.
In het boek "Michelangelo en Brugge, Madonna en Kind in de Onze-Lieve-Vrouwekerk," maakt Jan Vandemoortele brandhout van deze hypothese. (pg 15 en 16)
Het is niet met zekerheid bekend of Jan en Alexander Mouscron aan Michelangelo de opdracht gaven tot het maken van het werk, dan
wel of zij het beeld kochten nadat ze het, al dan niet voltooid, in het atelier
van de kunstenaar hadden gezien. Hoe dan ook, de Mouscrons mogen tot de eersten
worden gerekend, die het risico namen om een werk van de nog jonge Michelangelo te
verwerven.
De meeste kunsthistorici laten de stelling van Valentiner links liggen. Wellicht werkte Michelangelo direct in opdracht van zijn Vlaamse opdrachtgevers. Op basis van de beschikbare gegevens komen de gebroeders Mouscron naar voren als de meest plausibele kandidaat-opdrachtgevers. (Jan Vandemoortele in het voornoemde boek, pg 16 - 18)
Nadat het beeld in Brugge was toegekomen, liet
Alexander Mouscron er een altaar voor oprichten in de O.-L.-Vrouwkerk, waar het
boven 'eene somptueuse tabernakele',
werd geplaatst.
Nagenoeg alle deskundigen nemen thans aan, op grond van
getekende voorstudies, dat het beeld in de jaren 1503-1504 door Michelangelo
werd ontworpen, en in 1504-1505 in wit marmer werd uitgevoerd. Toen hij met het
werk begon had de kunstenaar dus amper de leeftijd van ongeveer 28 jaar
bereikt.
De boekhouding van hun bankier toont aan dat de gebroeders Mouscron het beeld betaalden in twee schijven van elk vijftig gouddukaten, waarvan de eerste reeds in 1503 werd vereffend, drie jaar voor de verwerving van het kunstwerk. (Mancusi-Ungaro 1971, pg 161 en 169) De boekhouding van de bank Balducci vermeldt de betaling van de eerste schijf op 14 december 1503; de tweede betaling gebeurde op 9 oktober 1504. Later staan nog drie kleine betalingen vermeld voor de verpakking en de verscheping naar Brugge.
Michelangelo Buonarotti werd inderdaad op 6 maart 1475
te Caprese geboren, waar zijn vader een tijdlang burgemeester was. Zijn familie
beroemde zich op een oude adellijke, maar verarmde afkomst. Niet lang na zijn
geboorte verhuisde het gezin naar Settignano bij Florence, waarna hij
achtereenvolgens bij een schilder en een beeldhouwer in de leer ging.
Wij treffen hem dan achtereenvolgens aan in Venetië,
Bologna en Rome, waar één van zijn eerste belangrijke werken ontstaat, de
beroemde 'Piëta' in de Sint-Pieterskerk. In de jaren 1501-1505 is hij terug in
Florence werkzaam. Het is in die tijd dat hij de Brugse ‘Madonna met Kind’ vervaardigt.
Al die tijd bleef het beeld in Brugge tot het een
eerste keer gestolen werd door de Franse bezetter in 1794. Op 3 januari 1816,
na de nederlaag van Napoleon keerde het beeld terug.
In de nacht van 6 op 7 september 1944, slechts enkele
dagen voor de bevrijding, werd het beeld, samen met enkele schilderijen, voor
de tweede keer weggehaald, deze keer door de Duitse bezetter. Naar hun zeggen
om te voorkomen dat het marmeren beeld en de schilderijen in handen van
‘Amerikaanse Joden’ zouden vallen. De kunstwerken werden per schip over
Nederland en Duitsland richting Oostenrijk gebracht waar ze uiteindelijk in de
zoutmijn van Altaussee belandden.
Het beeld van de ‘Madonna
met het Kind’ werd op 12 november 1945 plechtig terugbezorgd aan de stad en
terug in de Onze-Lieve-Vrouwekerk geplaatst waar het vandaag nog steeds staat.
De 'Madonna met Kind' is op 12 november 1945 weer thuis.
Na de aanval op de Piëta in het Vaticaan in 1972 werd
het beeld in Brugge achter glas geplaatst. Het is nog steeds te bekijken maar
wel van op een afstand.
Tot begin 21ste eeuw was de kerk vrij toegankelijk en
kwamen minstens een miljoen bezoekers per jaar de Madonna bekijken. Sindsdien
is een gedeelte van de kerk, waar de Madonna staat opgesteld, als museum
afgezonderd en is de toegang betalend. Jaarlijks doen dit ongeveer 300.000
bezoekers.
Carara
marmer
Aan de voet van de Apuaanse Alpen, vlak bij de
Toscaanse kust, ligt het dorpje Carrara. Hier komt het prachtige witte marmer
van Michelangelo’s David en tal van andere bekende en minder bekende Italiaanse
kunststukken vandaan.
Hoewel elke kunstenaar kritisch was op het benodigde
blok marmer, spande Michelangelo de kroon. Hij ging zijn marmer zelf in Carrara
ophalen. Hij wilde het met eigen ogen zien, het blok marmer waarmee hij ging
werken. Zijn idee was namelijk dat een beeld reeds in het marmer verborgen zat;
de vaardige hand van een beeldhouwer zou het beeld slechts uit het marmer
moeten bevrijden.
Michelangelo was zo van dit gevoel
overtuigd, dat hij het meermalen noteerde en vaak ter sprake bracht. Zo schreef
hij ooit de poëtische woorden:
‘De
grootste kunstenaar kan niets verzinnen
dat niet vooraf al in de steen bestaat,
maar als zijn hand niet met zijn geest meegaat,
zal hij het nooit van ’t ruwe marmer winnen.’
dat niet vooraf al in de steen bestaat,
maar als zijn hand niet met zijn geest meegaat,
zal hij het nooit van ’t ruwe marmer winnen.’
Gezien zijn enorme productiviteit was Michelangelo
regelmatig in Carrara te vinden om marmer voor zijn volgende project te halen.
Hij kwam er voor het eerst rond 1496, op zoek naar marmer voor zijn Pietà (voor
de Sint-Pieter in Rome). Hij keerde rond 1505
terug naar Carrara, nadat hij van paus Julius II de opdracht had
gekregen een grafmonument te maken. Omdat er voor dit graf veel marmer nodig
was, verbleef Michelangelo dit keer acht maanden in Carrara. Geen enkel detail
ontsnapte aan zijn oog; elk stuk marmer moest perfect zijn voor wat hij voor
ogen had. Uiteindelijk is Michelangelo zo vaak in het marmerstadje te vinden,
dat hij er een huis huurde, aan het Piazza del Duomo.
De marmergroeve in Carrara
© Marc Willems (2014)
Brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.