zondag 14 december 2014

De legende van de heksensabbat in de Balstraat.

Of het om te spotten is met het heilig graf weet ik niet, maar de heksen uit Brugge en omstreken hebben het hoekje van de Balstraat, onder de toren van de Jeruzalemkapel, uitgekozen om maandelijks, bij volle maan, de heksensabbat te vieren.  Niet voor niets is een eind verder in de straat “De Zwarte Kat”!

Midden in de nacht, als Brugge slaapt, dansen en zingen ze rond een blauw vuur dat zomaar uit de kasseien opvlamt en kussen ze de duivel onder zijn staart. Er wordt gefluisterd dat ze zelfs vrijen met Lucifer, maar niemand die het kan navertellen, want wie er ooit getuige van was werd meegesleurd naar de hel.

De heksen maken een zalfje van gekookte, pasgeboren, ongedoopte jongetjes. Door zich met die zalf in te smeren kunnen ze naar de Balstraat vliegen waar ze met de duivel dansen en hem in de gedaante van een bok of kater aanbidden.

Nu denk je misschien dat heksen allemaal lelijke, oude vrouwtjes met kromme neuzen en al even kromme benen zijn, maar niets is minder waar. Dat zijn ze alleen maar in sprookjesboeken om kleine kinderen bang te maken. Neen, het zijn allemaal voluptueuze dames met lang blond of zwart haar, die op de cover van een mannenblad niet zouden misstaan.

Nu gebeurde het op een keer dat een mannetje met een grote bult op zijn rug te lang aan de toog in café Vlissinghe was blijven hangen en hij, met een stevig stuk in zijn kraag, omstreeks middernacht via de Jeruzalemstraat naar de Balstraat kwam gesukkeld.
Het was weer volle maan en de heksen dansten er al zingend rond het blauwe vuur:

“Kinderen van Arion, kinderen van Nerion,
kinderen van Ur, Balder en sater,
kinderen van de maan, dochters van Varaan,
zonen van Waldaan, noem de naam.


Noem de naam Arfistel, de naam Mefistel,
vouw het epistel, brand het en tel tot vier.
Satan is hier, Satan is hier,
Satan is hier, Satan is hier,
Satan is hier, Satan is hier.”
(*)


De bultenaar was erg in zijn schik met dat liedje. Hij sprong in de ronde en danste mee met de heksen. Ze hielden hun wijde rokken tot boven hun heupen omhoog en trokken het ventje tegen zich aan. En nu eens danste hij met de ene, dan weer met de andere, want ze waren allemaal even verleidelijk. De bultenaar had in geen jaren meer zo heerlijk gedanst.

Toen ze moe gedanst waren en hun buiken plakten van het zweet, zeiden de heksen onder elkaar: “Wat heeft ie zijn best gedaan! Wat heeft ie goed gedanst. Daarvoor zullen wij hem belonen. Wat zullen wij met hem doen?

De jongste heks zei: “Laten wij hem van zijn bult verlossen, maar eerst moet hij de duivel onder zijn staart kussen.” 

Het mannetje trok niet eens zijn neus op want toen hij de staart van de duivel omhoog tilde rook het naar rozenblaadjes en lavendel. Duivels hebben de meest lepe trucs om mensen te misleiden.  En zo kuste de bultenaar de duivel onder zijn staart terwijl de heksen krijsten van plezier.  Ze pakten hem zijn bult af en hingen die aan de toren van de Jeruzalemkapel.

Een tijdje later kwam het mannetje, dat van zijn bult verlost was, in Café Vlissinghe een andere bultenaar tegen, en hij vertelde hem wat hij die bewuste nacht had meegemaakt.

En waar was dat? Waar is dat gebeurd?” wilde zijn maat weten.
Sla me dood, ik ben het vergeten”, loog de rechte bonenstaak.


Zijn vriend zocht elke volle maan in Brugge naar de plek waar de heksen dansten… op de Vismarkt, de Ankerplaats, de Burg, de Eiermarkt, en nog zeven andere plaatsen waar men vroeger ketters of heksen op de brandstapel had gezet. Nergens was ook maar één spoor van heksen te vinden.

Tot op een keer, het was een ijskoude winternacht kort na Kerstmis, vond hij ze eindelijk in de Balstraat. In de volle maan wierp de toren een zwarte schaduw op de grond waar de heksensabbat doorging. Het mannetje sprong meteen mee in de ronde. Hij danste en krijste als een gek mee. Hij wachtte zelfs niet af tot de heksen hem tegen hun bezwete boezems trokken en kneep hen in de billen tot ze kraaiden van plezier.

“Hela! Hola! Heisa!” schreeuwden de heksen. “Wat is dat met die kerel? Hoe gaan wij die vent belonen?”

Toen zei één van de heksen: “Hij heeft heel bevallig gezongen en gedanst. Als hij de duivel onder zijn staart heeft gekust zullen we ook zijn bult afnemen.”

De bultenaar bukte zich gretig, maar toen hij de staart van de duivel omhoog trok stonk het zo walgelijk naar pek en zwavel dat hij verschrikt achteruit deinsde.

Doen! Doen! Doen!” gilden de heksen. Maar hoe hij ook probeerde… de stank was niet te harden. Daarop werden de heksen boos.

Wat een geile lafaard”, zegden ze, “die is het niet waard dat we hem belonen. Wat zullen we met hem doen?

Een hele knappe, valse heks herinnerde zich toen de bult van de eerste bultenaar die nog aan het kruis van de Jeruzalemkapel hing. “Laat ons hem die bult er ook maar bijgeven” lachte ze. En zo gebeurde het dat het ongelukkige mannetje er nu nog een bult bijkreeg. Nu had hij er één vooraan en één achteraan. En niemand begreep hoe hij aan die tweede bult gekomen was, want hij durfde de waarheid natuurlijk niet vertellen.

En als het nog eens volle maan is… mijd dan de Balstraat in Brugge als de pest, want voor je het weet dans je mee in de ronde. Misschien zou je dat wel willen, maar wellicht zit je nadien ook met een bult opgescheept.

 (*) tekst: Boudewijn de Groot, “Heksensabbat” op de LP “Nacht en ontij” (1969)

Dit verhaal vertoont veel gelijkenis met de variant uit Beernem op de “Legende van de Hellewagen” die we elders vertellen. (zie aldaar)

Johan Ballegeer vertelt een derde variant in “100 Brugsche legenden, sprookjes, sagen, anekdoten, spook- en heksenverhalen” – Raaklijn, 1984


Deze onzedelijke kus (osculum infame) tijdens de heksensabbat
is nog te zien op een 16de-eeuwse houtsnede.


Heksen en heksenverbranding

Angst voor beheksing is van alle tijden, maar de heksenjacht groeide in de zestiende eeuw uit tot een massahysterie waaraan de Kerk en de autoriteiten volop deelnamen.
Het voornaamste geloofspunt van de Kerk was dat ieder mens een leven lang de speelbal is van een strijd tussen engelen en duivels, en dat de uitkomst van de strijd op Aarde het eeuwige lot na de dood zal bepalen.


De angst voor heksen had te maken met de sterke vrees die de mensen hadden voor de macht van de duivel. Men geloofde dat heksen in groepen samen met hun duivels samenkwamen op een zogenaamde heksensabbat. Daar konden ze door de lucht heen vliegen, omdat ze ingesmeerd waren met heksenzalf, een mengsel waarvoor onder andere vet van ongedoopte (en door de heks vermoorde) baby’s voor nodig was.

De meeste heksen waren arme en oudere vrouwen, die vaak alleenstaand waren. Zonder de bescherming van een man waren ze een gemakkelijk doelwit. Andere vrouwen uit dezelfde familie werden snel ook verdacht. Als je moeder als heks was veroordeeld, kon je maar beter naar een andere streek verhuizen! De enkele mannen en kinderen die op beschuldiging van hekserij voor de rechtbank kwamen, waren allemaal familieleden van reeds veroordeelde heksen.

Telkens wanneer iemand beschuldigd werd van hekserij, werd die persoon lichamelijk onderzocht, in de hoop een duivelsteken aan te treffen. Het teken, door de duivel aangebracht, gold als aanwijzing van schuld aan contact met de duivel. Deze plek was gemakkelijk te herkennen, omdat het ging om een ongevoelige plaats op het lichaam. Wanneer de beul of chirurgijn hierin prikte en de beschuldigde voelde niets of het bloedde niet, wees dit op een duivelsmerk. (Stéphanie Van Roosendael, in “Heksenvervolgingen in de nieuwe tijd”)
Het hoogtepunt van de heksenvervolging in Vlaanderen is te situeren in de periode tussen 1593 en 1615. In de zeventiende eeuw kwam er meer en meer kritiek op heksenprocessen, o.m. door de wetenschappelijke vooruitgang.

Rond de twaalfde eeuw waren heel wat sekten en ketterse groeperingen ontstaan, die een bedreiging vormden voor het katholieke geloof: sekten zijn 'des duivels', want ze ondermijnen het rooms-katholieke geloof.

Bij het begin van de inquisitie in de dertiende eeuw werden ketters en heksen op één hoop gegooid. De pauselijke bul 'Summis desiderantis affectibus' (1484) drong aan op heksenvervolging, maar de echte heksenjacht is pas honderd jaar later begonnen.

Een van de beproefde methoden om een heks te herkennen was de zogeheten waterproef. Dit was een godsoordeel. Een godsoordeel diende om de schuld van de aangeklaagde vast te stellen. God zou een onschuldige immers zeker redden. Bij de waterproef werd de arme drommel die beschuldigd was van hekserij met gebonden handen en voeten in het water gegooid. Als de vrouw bleef drijven was het een heks en werd ze gemarteld of meteen ter dood gebracht. Zonk ze dan was ze onschuldig en werd ze met een touw naar boven getrokken en mocht naar huis als ze ondertussen al niet verdronken was.

Een ander godsoordeel was de vuurproef: de heksenvervolgers waren ervan overtuigd dat een vrouw die een verbond met de duivel had gesloten en dus een heks was, niet makkelijk kon verbranden. Dus moest een van hekserij verdachte blootsvoets over hete kolen lopen of zij kreeg een hete staaf in haar hand of rug gedrukt. Als diegene blaren kreeg, dan was je geen heks en kwamen er wel blaren dan was je dus wel een heks.

Ook de weegproef werd veelvuldig toegepast om een heks te herkennen. Immers een heks kon niet zwaar wegen, hoe zou ze anders op een bezem kunnen vliegen. De verdachte werd helemaal uitgekleed om te voorkomen dat de “heks” zware dingen onder haar kleren zou kunnen verbergen om zodoende zwaarder te lijken. Ze kreeg dan een soort wit kleed aan en dan gewogen. Woog de vrouw te weinig naar het oordeel van de inquisiteurs dan stond het vast dat ze een heks was.

Godsgerichten (het tweegevecht, de vuurproef, de waterproef, de weegproef) werden door paus Innocentius III verboden in 1215, maar men ging gewoon door met de proeven.


Heksensabbat, Nicolaas de Clerck (1612)


Heksenverbrandingen in Brugge

In Brugge hadden een 24-tal heksenverbrandingen plaats waarvan er enkele gedocumenteerd zijn. (bron: Wikipedia)

Margriete Achtels (Sint-Joris-ten-Distel - Brugge, 1468) was een slachtoffer van de heksenvervolging in Europa. De beschuldiging luidde dat zij op bovennatuurlijke wijze verscheidene mensen had vergiftigd. De rechtbank van de Proosdij van Brugge veroordeelde haar op 1 oktober 1468 tot het levend verbranden aan een staak. Tot afschrikwekkend voorbeeld werd haar verkoolde lijk nadien op een rad aan de rand van de weg tentoongesteld.

Mayken Karrebrouck (? - Brugge, 1634) werd gefolterd en kwam in Brugge op de brandstapel terecht. Samen met Mayken Luucx en Cathelyne Verpoort, alias Calle Besems, die datzelfde jaar ook verbrand werden, zou Mayken Karrebrouck op verschillende plaatsen met duivels gedanst hebben. Zij had daarbij een zestal keren met de Vijand “geboeleerd”. De duivel was 'in de ghedaente van een mensche, maer zijn nature was cout ende niet als van een uprechte mensche'.

Jehanne Couvel (? - Brugge, 1612) gaf toe dat de duivel haar 'van de weg' geleid had en dat ze met hem 'te doen' had. Zij getuigde 'dat hij zeer koude van conversatie was'.

Mayken Luucx (? - Brugge, 1634) bekende, na enkele uren pijniging met de halsband, dat zij op verschillende plaatsen met duivels en andere tovenaressen had gedanst. Mayken Karrebrouck en Cathelyne Verpoort, alias Calle Besems, waren daar eveneens bij betrokken. In 1634 kwamen deze drie vrouwen in Brugge op de brandstapel terecht.


Literatuur over Hekserij in Vlaanderen.
Dries Vanysacker: “Hekserij in Brugge. De magische leefwereld van een stadsbevolking, 16de-17de eeuw.”  1988, ISBN: 9789069660356  Brugge, Marc Van de Wiele / Genootschap voor Geschiedenis, 1988.], Paperback. 204 pp.: ill. 24 cm.

Dries Vanysacker: “Het aandeel van de Zuidelijke Nederlanden in de Europese heksenvervolging (1450-1685)” www.ru.nl/publish/pages/619212/2000_4_vanysacker_d.pdf

Het heksbeeld in Vlaanderen. Van brandstapel tot barricade: http://www.rosadoc.be/pdf/factsheets/nr6.pdf

Heksen op West-Vlaamse brandstapels:
http://users.telenet.be/michel.vanhalme/vragen5.htm


"Het gevecht met de duivel. Heksen in Vlaanderen" van Fernand Vanhemelryck, Davidsfonds, 340 blz.,





Monika Triest  en Lou Gils:  “Met De Duivel Naar Bed, heksen in de Lage Landen.” ISBN10  9056174401  

© Marc Willems (2014)
                                        brugse.legenden@gmail.com


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.