Over deze patroonheilige van timmerlui, smeden,
goudsmeden, muntenverzamelaars, koetsiers, zadelmakers, hoefsmeden, slotenmakers
en …informatici (sic), worden in vele landen allerlei legenden verteld. We beperken
ons tot een drietal. In de wetenschap dat ten tijde van Elooi van een echte
stad nog geen sprake was, vertalen we toch één van die legendes naar Brugge.
Sint-Elooi
en de Brugse hoefsmid.
Toen Sint-Elooi nog bisschop was ging hij af en toe op
inspectie naar zijn veraf gelegen parochies. Zo kwam hij op een dag ook in
Brugge aan. Hij bezocht de kerk die hij eerder had laten bouwen, maar hij wilde vooral zijn prachtige,
witmarmeren beeld zien dat hij besteld had om onder de predikstoel te plaatsen,
want de gelovigen zouden hem op die manier nog lang kunnen bewonderen.
Daarna reed hij door de Smedenstraat naar de Smedenpoort
om langs daar verder naar Oudenburg te rijden. Maar nog voor hij de poort
bereikt had verloor zijn paard een hoefijzer. De bisschop, die vroeger zelf een
smid geweest was, besloot op zijn stappen terug te keren want in de Smedenstraat
had hij een smidse gezien. Boven de deur was hem een bord met de tekst “Ik ben
meester boven alle meesters” opgevallen. Hij klopte aan en ging de smidse
binnen. Die smid was een boom van een
vent en een ketter van jewelste.
Hij begon al te vloeken zodra hij de bisschop met zijn
sneeuwwit paard in de smidse zag binnenkomen. De smid herkende de bisschop niet.
Maar die doorzag de smid wel en zei: “Man,
ik zie dat je niet veel tijd hebt. Als je ’t niet erg vindt zal ik zelf wel een
ijzer onder dat paard slaan. Mag ik even jouw materiaal gebruiken?”
Vloekend en grijnslachend antwoordde de smid dat hij
wel eens wou zien wat een priester met fijne, witte handjes er zou van
terechtbrengen. Sint-Elooi zette zijn mijter op een schap en verwisselde zijn bisschopsmantel
voor een schootsvel. Hij trok een dolk en sneed in één reep de achterbil van
het paard af en legde het op het aambeeld. Tot grote verbazing van de smid was
er geen druppel bloed te zien. Het paard bleef onverstoord, dromend van hemelse
haver, op drie benen staan.
De smid zijn mond viel open tot aan zijn navel. Ondertussen
had Elooi het vuur goed aangewakkerd. Het ijzer gloeide dat de vonken eraf
ketsten en de bisschop begon de moker te zwaaien en het ijzer te bewerken als
iemand die heel zijn leven niets anders gedaan had.
In een mum van tijd was het hoefijzer volgens de regels
van de kunst aan de voet van het paard geslagen.
De smid - die helemaal niet in mirakels, toverij,
spoken of heksen geloofde - was benieuwd wat er verder zou gebeuren. Sint-Elooi
nam de paardenvoet, liep ermee naar zijn schimmel, zette het been er gewoon
weer aan en kletste met zijn vlakke hand op de paardenbil. Het paard keek dankbaar naar zijn meester en
hinnikte van blijdschap.
Dat had die ketterse smid nog nooit meegemaakt. “Goed gezien?” lachte Elooi vriendelijk,
“zo moet je paarden beslaan man!”
De bisschop was nog maar net achter de hoek van de smidse verdwenen, of de smid greep zijn
mes, sleep het vlijmscherp en liep naar 't paard van Brugse burgemeester, die
net op dat moment aankwam om zijn ros te laten beslaan.
Het was een grote, zwarte hengst. De smid had alle
moeite van de wereld om het in de hoefstal te krijgen, maar met de methode van
die vreemde reiziger moest het beslaan van het paard een fluitje van een cent
zijn...
Hij greep het paard bij zijn staart en begon in de bil
te viggelen gelijk een slachter. Het bloed spatte in het rond! Het paard
stampte en steigerde en sloeg de hoefstal in wel duizend stukken. De woedende burgemeester
trok zijn zwaard en brulde dat hij de smid zou laten halsrechten voor
dergelijke barbaarse praktijken. Toen zag de smid in dat hij een stommiteit van
jewelste had begaan. Daar stond hij dan met het bloedende paardenbeen in de
handen. Het ongelukkige paard lag met
zijn drie andere benen in de lucht te klauwieren. Het bloedde als een gekeeld
varken en burgemeester van Brugge was een beroerte nabij. Zijn schone ruin zo
verminkt...
De radeloze smid rende al wat hij kon Sint-Elooi
achterna. Gelukkig was die de Smedenpoort nog niet uit. Hij stond zijn witte
paard wat te borstelen want eigenlijk had hij de komst van de smid ook wel een
beetje afgewacht. De smid viel op zijn knieën neer, vroeg vergiffenis voor zijn
arrogante gedrag en smeekte de bisschop toch a.u.b. mee te komen om het paard van
de burgemeester te helen.
Sint-Elooi kwam dadelijk mee. Van een heilige kon je natuurlijk
moeilijk anders verwachten. In de smidse
pakte hij de paardenbil, sloeg er in de gauwte een kruis over, plakte de bil
weer aan 't paard zijn gat, en gaf er nog een stevige klets bovenop. Gezwind alsof er nooit iets gebeurd was sprong
de ruin weer recht.
“Smid, onthoud
het goed”, vermaande Sint- Elooi, “Met
Gods hulp kan je alles”. De verbouwereerde
smid knikte deemoedig. Hij heeft zich bekeerd en boven zijn inkomdeur liet hij
een bord aanbrengen met de tekst “God is
meester boven alle meesters”.
In de Smedenstraat is nog altijd het huis te zien waar
vroeger de smidse stond, en boven de deur hebben de smeden een beeltenis van
Sint-Elooi laten aanbrengen. Het staat er nog steeds.
Beeld van Sint-Elooi in de Smedenstraat te Brugge.
(foto: Marc Willems)
(foto: Marc Willems)
Het huis zoals het eruit zag in het begin van vorige eeuw.
Smedenstraat Brugge. (Beeldbank Brugge)
Smedenstraat Brugge. (Beeldbank Brugge)
De Heilige bisschop werd de patroon van boeren en
smeden. Daarom gaan de boeren op Sint-Eligius, 1 december, de smid betalen en
met de overschot gaan ze in ’t café een pint pakken en klinken ze op... het
paard van Sint-Elooi.
(vrij naar Johan Ballegeer in “100 Brugse legenden” – 1984)
(vrij naar Johan Ballegeer in “100 Brugse legenden” – 1984)
Sandro Botticelli, Het wonder van Eligius, 1490-'92,
Galleria Degli Uffizi, Florence
Galleria Degli Uffizi, Florence
De
legende van het paard van Sint-Elooi.
Een tweede verhaal vertelt van de bemoeienis van
Eligius (Elooi) met een paard dat hem zelf had toebehoord. Het was een buitengewoon
gewillig en zachtaardig dier. Toen Eligius echter stierf erfde de pastoor, die de
kathedraal beheerde, het paard van de heilige bisschop.
Maar Momelinus, die Elooi als bisschop opvolgde op de
stoel van Noyon, liet het paard bij de pastoor weghalen omdat het - naar hij
zei - nu zijn eigendom geworden was. De pastoor verzette zich niet, maar nam
zijn toevlucht tot Sint-Eligius.
Nauwelijks was het paard in het bezit van de nieuwe bisschop of het liep kreupel en zag er zwak en ziek uit. De bisschop ontbood een goede dierenarts en beval hem alles in het werk te stellen om het paard te genezen. Maar geen enkele remedie bracht soelaas. Het werd integendeel zó erg dat niemand het arme dier nog durfde te naderen, omdat het dan wild met de benen in het rond stampte. De bisschop werd bang dat hij het dier zou verliezen en schonk het aan een edele dame, die hem beloofde er zeer goed voor te zullen zorgen.
Nauwelijks was het paard in het bezit van de nieuwe bisschop of het liep kreupel en zag er zwak en ziek uit. De bisschop ontbood een goede dierenarts en beval hem alles in het werk te stellen om het paard te genezen. Maar geen enkele remedie bracht soelaas. Het werd integendeel zó erg dat niemand het arme dier nog durfde te naderen, omdat het dan wild met de benen in het rond stampte. De bisschop werd bang dat hij het dier zou verliezen en schonk het aan een edele dame, die hem beloofde er zeer goed voor te zullen zorgen.
Maar toen ze een ritje wilde maken bokte en steigerde
het paard zo erg dat ze hard tegen de grond gesmeten werd. Het dier was
onhandelbaar. Ze beval het paard onmiddellijk aan de bisschop terug te
bezorgen. En in plaats van een dankwoord gaf ze de bediende heftige verwijten
voor de bisschop mee.
De bisschop liet het paard opnieuw met alle zorgen
omringen, maar niets hielp. Ten einde raad liet hij het terugsturen naar de
pastoor die het van Eligius geërfd had. En zie…toen het dier een paar dagen terug
in de stal van de pastoor stond, gedroeg het zich weer even willig als tevoren.
En zolang het paard eigendom bleef van de pastoor, leek het niet te verouderen.
(Naar A. Kuyle, St Eloy, - 1955)
(Naar A. Kuyle, St Eloy, - 1955)
De
legende van de stok van Sint-Elooi.
Eligius wandelde langs de wegen en gebruikte daarbij
een stok. Maar toen hij een greppel over moest, brak deze bijna door. Eligius
zocht naar een smederij waar men er een ijzeren band omheen kon leggen, zodat
hij de wandelstok weer gebruiken kon.
Toen hij een smid gevonden had en hem vroeg het
karweitje voor hem op te knappen, kreeg hij een nors antwoord. Voor zulk
prutswerk had de smid geen tijd. Eligius verliet de smidse en trof buiten een
stokoude vrouw die hem vertelde dat de smid altijd al een verwaande en
hovaardige man was geweest en die men moest aanspreken met de titel “Baas boven baas”.
Eligius ging terug naar de smidse, begroette de smid
met “baas boven baas” en pas daarna wou die de wandelstok wel herstellen. Maar
alvorens weg te gaan riep Eligius de oude vrouw naar binnen, greep haar rond
het middel, hield haar boven het laaiende smidsvuur en zette haar als knappe, jonge
deerne weer op de grond. Eligius ging naar buiten en vervolgde zijn weg. Verbaasd
keek de smid zijn ogen uit op de gracieuze verschijning die nog steeds voor hem
stond…
Nu had de smid een vrouw die zó lelijk was dat hij haar
met geen tang meer wilde aanraken. Onmiddellijk haalde hij haar uit haar keuken
en deed met haar precies hetzelfde wat hij de heilige met de oude vrouw had
zien doen. Maar haar kleren vatten vuur.
Zij kermde verschrikkelijk en tenslotte was zij aan één kant al helemaal
verkoold. De smid zag het ellendige van zijn daad in en vloog naar buiten om de
vreemdeling te zoeken die hij had willen na-apen. Hij zag in de verte nog juist
zijn hoofd boven het gewas. Eligius keerde op zijn verzoek met hem terug en
toen hij de smidsvrouw zag genas hij haar, maar schudde het hoofd toen de smid
vroeg er ook een mooie, jonge maagd van te maken.
(Naar A. Kuyle, St Eloy, - 1955)
(Naar A. Kuyle, St Eloy, - 1955)
Sint-Elooi
(Eligius van Noyon) in Brugge.
Volgens de legende bouwde Eligius, omstreeks 646 een kleine
kapel op de plek waar nu de Sint-Salvatorskathedraal staat. Historisch gezien
is de kerk gesticht in de 9de eeuw door de oudere parochie Snellegem, die
wellicht op Sint-Elooi teruggaat.
Centraal in het koor staat het zilveren reliekschrijn
van Sint-Elooi (1612) van de Brugse
edelsmid Jan Crabbe, die ook het grote schrijn van het H. Bloed maakte. (Tijdens
de renovatiewerken staat het schrijn aan de zijingang opgesteld)
Reliekschrijn van Sint-Elooi in de kathedraal te Brugge
(foto: Marc Willems)
(foto: Marc Willems)
De preekstoel (1777- 78) werd gemaakt naar een ontwerp
van de Bruggeling Hendrik Pulinx de Jonge. Het witmarmeren beeld van Sint-Elooi (1785) onder de kuip is van
de Brusselaar Laurent Taminne.
Sint-Elooi, beeld onder de predikstoel in de Brugse
Sint-Salvatorskathedraal.(foto: Marc Willems)
Het barokke marmeren portiekaltaar is gebouwd naar de
plannen van de Gentenaar Jacques Cocx. Bovenaan staan de patroonheiligen van de
kathedraal: Sint-Salvator, Sint-Elooi, en Sint-Donaas.
In de Smedenstraat staat zijn beeld in een nis van het
huis Sint-Elooi.
Het beeld van Sint-Elooi in de Smedenstraat.
In het Groeningemuseum hangt trouwens een schilderij
van Lanceloot Blondeel uit 1545 waarop Sint-Eligius samen met H. Lucas en de
Moeder Gods is afgebeeld.
In de Onze-Lieve-Vrouwekerk hangt een werk van
Jacob van Oost de Oude uit de 17de eeuw waarop de heilige eveneens
voorkomt. De indrukwekkende figuur met rijk geborduurde koorkap is Sint-Eligius.
Het werk werd immers besteld door de ambacht van de edelsmeden.
Eligius van Noyon, rechts op het schilderij
van Lanceloot Blondeel
van Lanceloot Blondeel
Schilderij in de O.L. Vrouwekerk te Brugge
Het
leven van Eligius van Noyon.
Eligius van Noyon werd omstreeks 588 in Chaptelat bij
Limoges geboren. Reeds van voor zijn geboorte leek de knaap voorbestemd te zijn
voor grote daden, want volgens de legende zag zijn moeder, toen ze van hem
zwanger was, in haar dromen tot drie keer toe een arend op zich afkomen en dan
telkens een angstaanjagende kreet slaken. Badend in het zweet schrok ze dan
wakker.
Ze ging om raad bij een priester die haar uitlegde dat
dit betekende dat ze het leven zou schenken aan een zoon die door God
uitverkoren zou zijn, en die ze daarom Eligius (de uitverkorene) moest heten.
Alzo geschiedde.
Omdat de jonge Elooi goed met zijn handen kon werken
stuurde zijn vader hem in de leer bij een goudsmid in Limoges. Zodra hij de
knepen van het vak kende, trok hij de wereld in en kwam zo terecht in Parijs aan
het hof van koning Clotarius II.
Deze koning wilde op zekere dag een gouden troon laten
smeden. Geen van de gevestigde goudsmeden durfde de opdracht aannemen want ze
vreesden de woede van de koning als de afgewerkte troon hem niet zou bevallen.
Elooi echter, nam de opdracht wel aan.
Hij kreeg van de koning goud, zilver en edelstenen en
toog aan het werk.
Na enige tijd vroeg hij de koning om naar de afgewerkte troon te komen kijken. De koning was vol lof en heel verwonderd toen Elooi even later nog een tweede even mooie troon liet zien terwijl hij zei : “Ik had nog materiaal over om een tweede troon te maken.” De koning prees zijn eerlijkheid en stelde hem aan tot zijn muntmeester. Vanaf toen verbleef Elooi aan het koninklijk hof, eerst onder Clotarius II, en later onder diens opvolger Dagobert. Deze belastte hem zelfs met politieke opdrachten. Het wulpse leven aan het hof beviel Elooi evenwel niet en hij zou gaarne in een klooster ingetreden zijn maar koning Dagobert liet zijn raadgever niet gaan.
Na enige tijd vroeg hij de koning om naar de afgewerkte troon te komen kijken. De koning was vol lof en heel verwonderd toen Elooi even later nog een tweede even mooie troon liet zien terwijl hij zei : “Ik had nog materiaal over om een tweede troon te maken.” De koning prees zijn eerlijkheid en stelde hem aan tot zijn muntmeester. Vanaf toen verbleef Elooi aan het koninklijk hof, eerst onder Clotarius II, en later onder diens opvolger Dagobert. Deze belastte hem zelfs met politieke opdrachten. Het wulpse leven aan het hof beviel Elooi evenwel niet en hij zou gaarne in een klooster ingetreden zijn maar koning Dagobert liet zijn raadgever niet gaan.
Volgens de legende zou Elooi een knecht gehad hebben
die een bijzondere methode hanteerde om lastige paarden te beslaan: hij sneed
deze dieren gewoon een been af, sloeg er dan het hoefijzer op en zette dan het
been nadien weer terug aan het paard. Die knecht zou Jezus zelve geweest zijn
en zou deze wonderlijke wijze van werken later ook aan Elooi geleerd hebben.
Men vertelde dat men de woning van Elooi gemakkelijk
kon vinden door de armen te volgen want zijn deur stond altijd open om hen te
spijzigen en te kleden. Na de dood van Dagobert kon Elooi eindelijk zijn
geestelijke roeping volgen.
Toevallig kwam de bisschopzetel van Noyon vrij en, al
was Elooi geen priester, toch wilde het volk hem als hun bisschop. Hij bereidde
zich zeer ernstig voor op deze nieuwe taak en werd in 641 tot priester en bisschop
gewijd. Hij stelde zich tot doel de heidenen te bekeren.
Omdat zijn diocees zich ook over Vlaanderen uitstrekte
kwam hij ook regelmatig in onze streken op bezoek. Eens ging hij op bezoek bij
de bouw van een kerk. Toen hij bij de bouwplaats arriveerde, zag hij hoe een
bruine beer met veel gebrul uit het bos te voorschijn kwam op het ogenblik dat
er arbeiders aankwamen met een ossenspan geladen met bouwstenen. Bij het zien
van de beer sloegen de arbeiders op de vlucht zodat de beer de os velde en begon
op te peuzelen.
Woedend richtte Elooi zich tot de beer en sprak : “Jij hebt de os gedood, nu kunnen de mensen
geen stenen meer aanvoeren voor het huis van God. Van nu af aan zal jij de kar trekken.” En
zo geschiedde. Als een lam liet de beer
zich elke ochtend voor de kar spannen en pas toen de kerk voltooid was werd hij
vrijgelaten.
Men merkt dat het leven van Sint-Elooi met legenden
doorspekt is. Op 1 december 660 zou hij na een korte ziekte gestorven zijn in
Noyon.
Bron : http://www.heiligen.net/heiligen/12/01/12-01-0660-eligius.php
Talrijke beroepen die te maken hebben met edelmetalen
of zich bedienen van een hamer en een smidse-oven maakten hem tot hun
patroonheilige: goudsmeden, juweliers en muntslagers, hoefsmeden en
ketelmakers. Hij is een belangrijke geneesheilige voor veeziekten (vooral
paarden).
Eligius van Noyon (KNSKA)
Sint-Elooi
Sint-Elooi
Op 1 december (de feestdag of Koude Sint-Elooi) of op
de zondag na 24 juni, ook de Warme Sint-Elooi genoemd, worden op vele plaatsen
paardenommegangen gehouden.
De heilige wordt op drie manieren afgebeeld: als
hoefsmid met nijptang, hamer en aambeeld, soms ook met een paard; als goudsmid
met kelk en/of gouden ring, symbolen van de religieuze en burgerlijke
edelsmeedkunst. Het vaakst wordt hij voorgesteld als bisschop vergezeld van
bovenvermelde attributen, maar ook met een hamertje met daarop een kroontje als
teken van koninklijke muntmeester.
© Marc Willems (2014)
Brugse.legenden@gmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.